ECLI:NL:RBDHA:2025:6216

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 april 2025
Publicatiedatum
15 april 2025
Zaaknummer
NL25.957
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.L.M. Steinebach - de Wit
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag met betrekking tot Bulgarije en het interstatelijk vertrouwensbeginsel

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 8 januari 2025 niet in behandeling genomen, omdat Bulgarije verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. De rechtbank heeft het beroep op 20 februari 2025 behandeld, maar eiser en zijn gemachtigde hebben zich afgemeld. De minister was vertegenwoordigd door een gemachtigde. Na een heropening van het onderzoek op 5 maart 2025, heeft de rechtbank de minister verzocht om te reageren op door eiser overgelegde stukken. De rechtbank concludeert dat de minister zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat Bulgarije kan worden beschouwd als een veilige derde staat, waarbij het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is. Eiser betoogt dat Bulgarije niet veilig is vanwege pushbacks en slechte opvangomstandigheden, maar de rechtbank oordeelt dat de minister voldoende heeft aangetoond dat de asielaanvraag van eiser terecht niet in behandeling is genomen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.957

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 april 2025 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. M.L. Saija),
en

de minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: mr. N. Hamzaoui).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 8 januari 2025 niet in behandeling genomen, omdat Bulgarije verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
1.1.
De rechtbank heeft beroep op 20 februari 2025 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde hebben zich afgemeld voor de zitting. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door een gemachtigde.
1.2.
De rechtbank heeft het onderzoek op 20 februari 2025 gesloten. De rechtbank heeft het onderzoek op 5 maart 2025 heropend en de zaak aangehouden, omdat het vooronderzoek niet volledig is geweest. De rechtbank heeft de minister vervolgens verzocht te reageren op een aantal door eiser overgelegde stukken. De minister heeft op 18 maart 2025 op deze stukken gereageerd.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de minister een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1] In dit geval heeft Nederland bij Bulgarije een verzoek om terugname gedaan. Bulgarije heeft dit verzoek aanvaard.
Mag de minister voor Bulgarije uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel?
5. Eiser betoogt dat ten aanzien van Bulgarije niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan, omdat in Bulgarije pushbacks plaatsvinden en de opvang voor vreemdelingen zeer ondermaats is. Eiser heeft in Bulgarije gedetineerd gezeten en deze omstandigheden hebben op hem een traumatiserend effect gehad. Eiser stelt dat in dergelijke omstandigheden niet van iemand verwacht kan worden dat hij zich probeert te beklagen bij de Bulgaarse autoriteiten of (hoogste) rechter. Eiser betoogt dat in Bulgarije sprake is van fundamentele systeemfouten die de bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereiken. [2] Ter onderbouwing wijst eiser op een tweetal AIDA-rapporten. [3] Daarnaast wijst eiser op een (tussen)uitspraak van de zittingsplaats Rotterdam [4] waarin is geoordeeld dat uit de beschikbare informatie een concrete aanwijzing volgt dat de vreemdeling een reëel risico loopt om verstoken te blijven van opvang en hij daar niet effectief tegen op kan komen. Dit blijkt volgens eiser ook uit de een stuk van Vluchtelingenwerk Nederland en een verklaring van Center for Legal Aid – Voice of Bulgaria, die door eiser zijn overgelegd. Het had volgens eiser op de weg van de minister gelegen om nader onderzoek te verrichten naar de huidige stand van zaken binnen de Bulgaarse opvang zodat met zekerheid kan worden uitgesloten dat eiser niet in een situatie komt waarbij er schending is van artikel 3 van EVRM of artikel 4 van het Handvest van de Europese Unie.
5.1.
De minister stelt zich op het standpunt dat ten aanzien van Bulgarije nog steeds kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. [5] De omstandigheden in detentiecentra, de toegang tot rechtsbijstand en de situatie in opvangcentra in Bulgarije kunnen niet tot het oordeel leiden dat in Bulgarije sprake is van fundamentele systeemfouten die de bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereiken. Het AIDA-rapport van april 2024 schetst geen wezenlijk ander beeld van de situatie in Bulgarije dan al uit eerdere rapporten is gebleken. Verder zijn er geen aanknopingspunten om te oordelen dat Dublinclaimanten bij terugkeer naar Bulgarije geen toegang tot opvang hebben. Over de omstandigheden in de opvangvoorzieningen kan eiser klagen bij de Bulgaarse autoriteiten. Eiser heeft niet inzichtelijk gemaakt dat hij enige inspanning heeft verricht om zijn klachten kenbaar te maken bij de betreffende autoriteiten. Daarnaast hebben de Bulgaarse autoriteiten met het expliciete claimakkoord gegarandeerd dat eisers verzoek om internationale bescherming in behandeling genomen zal worden. Eiser zal als Dublinclaimant worden overgedragen aan Bulgarije waardoor hij niet te maken zal krijgen met pushbacks. Tot slot blijkt uit eisers verklaringen over zijn detentie niet dat dit onrechtmatig en in strijd met de internationale afspraken is geweest.
5.2.
De minister stelt zich daarnaast, naar aanleiding van het verzoek van de rechtbank om te reageren op de door eiser overgelegde stukken [6] , op het standpunt dat het stuk van Voice in Bulgaria dat gaat over het risico op dakloosheid geen bronvermelding bevat. Vermoedelijk komt deze passage uit het AIDA-rapport van april 2024, nu deze passage daar veel op lijkt. Eerder in het stuk wordt ook nadrukkelijk naar de rapporten van 2023 en 2024 verwezen en deze informatie is al betrokken bij de eerder genoemde uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 27 juni 2024. De Afdeling is van oordeel dat hieruit geen wezenlijk gewijzigde situatie volgt die maakt dat overdracht aan Bulgarije niet langer opportuun kan worden geacht en dat niet geconcludeerd kan worden dat sprake is van systeemfouten die de bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereikt en die relevant is voor de overdracht van Dublinclaimanten aan Bulgarije. De minister wijst verder nog op de mogelijkheid tot het aanwenden van een rechtsmiddel bij het onthouden van opvang en op een uitspraak van de Afdeling [7] waarin is geoordeeld dat de informatie uit het AIDA-rapport dat gaat over het aanwenden van een rechtsmiddel zonder nadere concretisering te summier is voor de conclusie dat deze mogelijkheid niet bestaat.
5.3.
De Afdeling heeft in haar uitspraak van 14 maart 2025 het stuk van de Voice in Bulgaria meegenomen en geoordeeld dat hieruit volgt dat de toegang tot opvangvoorzieningen voor Dublinclaimanten niet gegarandeerd is, maar dat dit niet betekent dat een rechtsmiddel tegen de weigering van opvang niet effectief is. De minister heeft deze Afdelingsuitspraak in de nadere motivering van 18 maart 2025 weliswaar niet genoemd met betrekking tot het stuk van de Voice in Bulgaria, maar de rechtbank is van oordeel dat dit niet af doet aan deze conclusie van de Afdeling. De minister heeft zich naar het oordeel van de rechtbank terecht op het standpunt gesteld dat ten aanzien van Bulgarije nog steeds kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de minister de asielaanvraag van eiser terecht niet in behandeling heeft genomen. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.L.M. Steinebach - de Wit, rechter, in aanwezigheid van mr. T.M.T. Brandsma, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Zoals bedoeld in het arrest Jawo, 19 maart 2019 in de zaak C-163/17, ECLI:EU:C:2019:218.
3.AIDA Country Report: Bulgaria, maart 2023 (update 2022) en AIDA Country Report: Bulgaria, februari 2022 (update 2021).
4.Rb. Den Haag (zp. Rotterdam) 9 januari 2025, ECLI:NL:RBNDHA:2025:222 (einduitspraak) en Rb. Den Haag (zp. Rotterdam) 23 december 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:21819 (tussenuitspraak).
5.Zie ABRvS 29 februari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:870 en ABRvS 27 juni 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2647.
6.Veelgestelde Vragen, Dublinterugkeerders Bulgarije, juli 2024 van VluchtelingenWerk Nederland en een verklaring van Center for Legal Aid – Voice in Bulgaria.
7.ABRvS 14 maart 2025, ECLI:NL:RVS:2025:1080.