In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 15 april 2025, gaat het om een beroep dat eiseres heeft ingediend omdat de minister van Asiel en Migratie niet tijdig heeft beslist op haar asielaanvraag van 9 augustus 2023. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld. De minister had een beslistermijn van zes maanden, maar heeft deze termijn met negen maanden verlengd, waardoor de termijn is verstreken. Eiseres heeft de minister verzocht om alsnog binnen twee weken te beslissen, maar dit is niet gebeurd, waarna zij beroep heeft ingesteld.
De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond is. De minister wordt opgedragen om alsnog een besluit te nemen op de aanvraag, waarbij rekening moet worden gehouden met het ‘8+8 wekenmodel’. De rechtbank stelt dat in dit geval, waar de bovengrens van 21 maanden wordt overschreden, een kortere beslistermijn van acht weken passend is. Dit betekent dat de minister uiterlijk op 4 juli 2025 een besluit moet nemen. Indien de minister deze termijn overschrijdt, legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag, met een maximum van € 7.500,-.
Daarnaast moet de minister de proceskosten van eiseres vergoeden, vastgesteld op € 453,50. De uitspraak is openbaar gemaakt en eiseres heeft de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens is met de uitspraak.