In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 15 april 2025, gaat het om een beroep dat eiser heeft ingediend omdat de minister van Asiel en Migratie niet tijdig heeft beslist op de asielaanvraag van 18 november 2022. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld. Uit het dossier blijkt dat Nederland sinds 12 september 2023 verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser. De minister had de verplichting om binnen zes maanden na deze datum een beslissing te nemen, maar heeft deze termijn met negen maanden verlengd. Eiser heeft de minister na het verstrijken van deze termijn verzocht om binnen twee weken te beslissen, maar dit verzoek is niet ingewilligd, waarna eiser beroep heeft ingesteld.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond is. De minister wordt opgedragen om alsnog binnen acht weken na de bekendmaking van deze uitspraak een besluit te nemen op de aanvraag. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met het ‘8+8 wekenmodel’ en vastgesteld dat in dit geval, gezien de overschrijding van de bovengrens van 21 maanden, een kortere beslistermijn passend is. Indien de minister niet binnen de opgelegde termijn beslist, moet zij een dwangsom van € 100,- per dag betalen, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast is de minister veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 453,50.