In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 15 april 2025, gaat het om een beroep dat eiseres heeft ingediend omdat de minister van Asiel en Migratie niet tijdig heeft beslist op haar asielaanvraag. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld. De minister was verplicht om binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag te beslissen, maar heeft deze termijn met negen maanden verlengd. Eiseres heeft de minister na het verstrijken van de termijn verzocht om binnen twee weken te beslissen, maar dit is niet gebeurd, waarna zij beroep heeft ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond is. De minister moet alsnog een besluit nemen op de aanvraag, rekening houdend met het '8+8 wekenmodel', wat betekent dat de minister binnen zestien weken na de uitspraak een besluit moet nemen. Indien de minister deze termijn overschrijdt, moet zij een dwangsom van € 100,- per dag betalen, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast moet de minister de proceskosten van eiseres vergoeden, vastgesteld op € 453,50. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het niet tijdig nemen van een besluit en legt de minister de genoemde verplichtingen op.