ECLI:NL:RBDHA:2025:6321

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 april 2025
Publicatiedatum
15 april 2025
Zaaknummer
NL24.17586
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag en alsnog genomen besluit

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiser behandeld dat is ingediend omdat de minister van Asiel en Migratie niet tijdig heeft beslist op de asielaanvraag van 4 september 2023. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister de beslistermijn met negen maanden heeft verlengd, waardoor de termijn voor de beslissing op de aanvraag op vijftien maanden is gesteld. De rechtbank oordeelt dat de ingebrekestelling van 7 maart 2024 prematuur is ingediend, omdat de beslistermijn op dat moment nog niet was verstreken. Hierdoor is het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk verklaard.

Daarnaast heeft de minister op 21 maart 2025 alsnog een besluit genomen op de aanvraag van eiser. De rechtbank concludeert dat, omdat er inmiddels een besluit is genomen, er geen aanleiding is om de minister te veroordelen tot het nemen van een nieuw besluit. Het beroep van eiser tegen het niet tijdig nemen van een besluit is om deze reden ook niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep gericht tegen het alsnog genomen besluit is ongegrond, omdat eiser geen gronden heeft ingediend die betrekking hebben op dit besluit. De rechtbank beslist dat de minister geen bestuurlijke dwangsom hoeft te betalen en dat er geen proceskostenvergoeding aan eiser verschuldigd is. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en is bekendgemaakt op 15 april 2025.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.17586

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. M.P.J.W.M. Govers),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Inleiding

1. Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingediend omdat de minister niet op tijd zou hebben beslist op de asielaanvraag van 4 september 2023. Dit beroep heeft van rechtswege ook betrekking op het alsnog genomen besluit.
1.1.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en heeft gevraagd of partijen het daarmee eens zijn. Partijen hebben daarna niet om een zitting gevraagd. De rechtbank heeft het beroep daarom niet op zitting behandeld en sluit hierbij het onderzoek. [1]

Beoordeling door de rechtbank

Is het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit ontvankelijk?
2. De minister moet uiterlijk binnen zes maanden na het ontvangen van de aanvraag beslissen. [2] De minister heeft de beslistermijn met negen maanden verlengd. [3] Deze rechtbank en zittingsplaats heeft geoordeeld dat de minister de beslistermijn rechtmatig heeft verlengd. [4] De rechtbank stelt vast dat in het geval van eiser de beslistermijn van vijftien maanden geldt. De beslistermijn zou in het geval van eiser op 4 december 2024 eindigen. Dat betekent dat de ingebrekestelling van 7 maart 2024 te vroeg en dus prematuur is ingediend. Het beroep tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag is om deze reden
niet-ontvankelijk.
3. Daarbij heeft de minister op 21 maart 2025 alsnog een besluit genomen op de aanvraag. Omdat door de minister alsnog een besluit is genomen, is er voor de rechtbank geen aanleiding om te bepalen dat de minister alsnog een besluit op de aanvraag dient te nemen [5] en is het beroep van eiser tegen het niet tijdig nemen van een besluit ook om deze reden niet-ontvankelijk.
Is het beroep tegen het alsnog genomen besluit gegrond?
4. Het beroep tegen het niet tijdig beslissen heeft ook betrekking op het alsnog genomen besluit. [6] De niet-ontvankelijkheid van het beroep gericht tegen het niet tijdig beslissen doet niet af aan de ontvankelijkheid van het beroep gericht tegen het alsnog genomen besluit. Eiser heeft geen gronden ingediend die zien op het alsnog genomen besluit. Dit betekent dat het beroep gericht tegen het alsnog genomen besluit ongegrond is.
Welke dwangsom legt de rechtbank op?
5. De minister hoeft geen bestuurlijke dwangsom te betalen. [7] Daarnaast bestaat er geen aanleiding om een rechterlijke dwangsom op te leggen, omdat de minister alsnog heeft beslist op de aanvraag van eiser.
Veroordeelt de rechtbank de minister tot het vergoeden van de proceskosten?
6. Zoals onder 2. en 3. overwogen is het beroep tegen het niet tijdig beslissen
niet-ontvankelijk omdat de ingebrekestelling prematuur is ingediend. Er bestaat daarom geen aanleiding om de minister te veroordelen in de vergoeding van de proceskosten.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit is niet-ontvankelijk. Het beroep gericht tegen het alsnog genomen besluit is ongegrond.
8. De minister hoeft de proceskosten niet aan eiser te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit
  • verklaart het beroep tegen het alsnog genomen besluit ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van
mr. B.A. Smit, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 42, eerste lid van de Vreemdelingenwet (Vw).
3.Met inwerkingtreding van het WBV 2023/3, voor alle asielaanvragen ingediend tussen 1 januari 2023 en 1 januari 2024.
5.Artikel 8:55d van de Awb.
6.Artikel 6:20, derde lid, van de Awb.