In deze uitspraak beslist de rechtbank over de opvolgende beroepen van eisers tegen het niet tijdig beslissen op hun asielaanvragen van 9 november 2022. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beroepen kennelijk gegrond zijn en doet uitspraak zonder zitting, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De eisers hebben eerder, op 1 maart 2024, al beroepen ingediend tegen het niet tijdig beslissen op hun aanvragen, welke beroepen op 13 augustus 2024 gegrond zijn verklaard. De minister kreeg toen een beslistermijn van acht weken, die op 8 oktober 2024 afliep zonder dat er een besluit was genomen. Hierdoor hebben eisers op 2 januari 2025 opnieuw beroepen ingediend.
De rechtbank oordeelt dat de minister binnen zes weken na de bekendmaking van deze uitspraak een besluit moet nemen op de asielaanvragen. Tevens wordt er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank veroordeelt de minister ook in de proceskosten van eisers, vastgesteld op € 453,50. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, in aanwezigheid van griffier M.A. Postma, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.