ECLI:NL:RBDHA:2025:6367

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 april 2025
Publicatiedatum
16 april 2025
Zaaknummer
NL24.42507 en NL24.17000
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vw met betrekking tot medische toegankelijkheid in Kenia

In deze uitspraak oordeelt de Rechtbank Den Haag over het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Eiseres, een Keniaanse vrouw met diverse medische klachten, had op 14 november 2023 een aanvraag ingediend voor uitstel van vertrek. De aanvraag werd afgewezen door de minister van Asiel en Migratie, die zich baseerde op een advies van het Bureau Medische Advisering (BMA). Dit advies stelde dat eiseres in staat was om te reizen zonder specifieke medische voorzieningen, en dat de benodigde medische zorg in Kenia beschikbaar was.

Eiseres was het niet eens met deze afwijzing en voerde aan dat de zorg in Kenia feitelijk ontoegankelijk voor haar was, mede door haar medische situatie en het ontbreken van een sociaal netwerk. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, omdat eiseres niet voldoende bewijs had geleverd dat de benodigde medische zorg in Kenia niet toegankelijk was. De rechtbank oordeelde dat eiseres niet had aangetoond dat zij als niet-ingezetene geen toegang zou hebben tot de zorg en dat zij niet had onderbouwd dat zij financieel niet in staat was om de benodigde zorg te bekostigen.

Daarnaast oordeelde de rechtbank dat de hoorplicht in bezwaar niet was geschonden, omdat verweerder redelijkerwijs kon concluderen dat het bezwaar niet tot een andere uitkomst kon leiden. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk, omdat er inmiddels uitspraak was gedaan in het beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.42507 en NL24.17000
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter van 15 april 2025 in de zaak tussen
[eiseres], V-nummer: [v-nummer] , verzoekster/eiseres, hierna: eiseres
(gemachtigde: mr. A. Orhan),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,verweerder
(gemachtigde: mr. S. Imami-Kalloemisier).

Inleiding

1. In deze uitspraak oordeelt de rechtbank over het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Ook wordt uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van eiseres.
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 17 april 2024 afgewezen. Met het bestreden besluit van 28 oktober 2024 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening op 4 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van eiseres deelgenomen. Verweerder was met voorafgaande kennisgeving afwezig.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres is geboren op [geboortedatum] 1979 en heeft de Keniaanse nationaliteit. Eiseres verblijft sinds 2014 in Nederland en heeft diverse medische klachten. Om die reden heeft eiseres op 14 november 2023 een aanvraag ingediend voor uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vw. Eiseres heeft een spierziekte, myasthenia gravis, die gepaard gaat met spierzwakte. Daarnaast heeft eiseres chronische pijnklachten in de rug, een somatisch-symptoomstoornis, migraine, bloedarmoede, droge ogen en klachten aan haar luchtwegen.
3. Verweerder heeft advies gevraagd aan het Bureau Medische Advisering (BMA) over de gezondheidssituatie van eiseres. Het BMA heeft geconcludeerd dat het voor eiseres mogelijk is om te reizen zonder specifieke medische voorzieningen. Maar bij het uitblijven van medische behandeling, zoals eiseres deze nu ontvangt, verwacht het BMA wel een medische noodsituatie op korte termijn. Daarom heeft het BMA onderzocht of de medische behandeling die eiseres nodig heeft ook beschikbaar is in haar land van herkomst Kenia. Het BMA is tot de conclusie gekomen dat de beschikbare behandelmogelijkheden in Kenia voldoende zijn om een medische noodsituatie op korte termijn te voorkomen. Op basis van het advies van het BMA heeft verweerder de aanvraag van eiseres afgewezen. Volgens verweerder heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat de beschikbare zorg in Kenia voor haar persoonlijk niet toegankelijk is. Daarom komt eiseres niet in aanmerking voor uitstel van vertrek op grond van haar medische situatie.
Wat vindt eiseres in beroep?
4. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit. Eiseres heeft in bezwaar voldoende de feitelijke ontoegankelijkheid tot medische zorg in Kenia aangetoond. Zo heeft eiseres verschillende bronnen overgelegd over de medische toegankelijkheid van zorg in Kenia. Eiseres meent daarom dat zij aan het eerste gedeelte van de bewijslast heeft voldaan. Ook loopt eiseres risico op schending van artikel 3 van het EVRM [1] vanwege haar medische problematiek. Zo zal eiseres als niet-ingezetene in Kenia geen toegang hebben tot medische zorg, heeft zij geen sociaal netwerk en beschikt zij niet over inkomen om de benodigde medicatie aan te schaffen. Tot slot betoogt eiseres, onder verwijzing naar verschillende uitspraken [2] , dat verweerder de hoorplicht in bezwaar heeft geschonden. Verweerder had met een hoorzitting antwoorden kunnen krijgen op de door hem gestelde vragen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
Feitelijke toegankelijkheid van de zorg
6. Uit vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter [3] blijkt dat uit het arrest Paposhvili wordt afgeleid dat de drempel onverminderd hoog blijft voor een beroep op artikel 3 van het EVRM in zaken die gaan over het uitzetten van ernstig zieke vreemdelingen. Daarnaast heeft de Afdeling uit het arrest afgeleid dat het aan een vreemdeling is om aannemelijk te maken dat hij op grond van zijn slechte gezondheidstoestand een reëel risico in de zin van artikel 3 van het EVRM loopt. Als de vreemdeling dit bewijs heeft geleverd, mede in relatie tot de feitelijke toegankelijkheid tot de voor hem noodzakelijke medische behandeling, is het daarna aan de nationale autoriteiten van de uitzettende staat om de twijfel over mogelijke schending van artikel 3 van het EVRM weg te nemen. Dit betekent dat de vreemdeling moet aantonen wat de kosten zijn van de voor hem noodzakelijke behandeling in het land van herkomst. Verder moet de vreemdeling, als hij stelt dat deze behandeling om financiële of andere redenen voor hem feitelijk niet toegankelijk is, dat aannemelijk maken.
6.1.
De rechtbank is van oordeel dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat de benodigde medische behandeling en medicatie niet toegankelijk is. Daarbij is van belang dat eiseres geen documenten heeft overgelegd waaruit blijkt dat zij geen feitelijke toegang zal hebben tot de medische behandeling in Kenia. Zo heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt met documenten dat zij in Kenia als niet-ingezetene zal worden beschouwd en hierdoor geen toegang zal hebben tot de medische zorg in Kenia. Verder heeft eiseres enkel verklaard dat zij geen sociaal netwerk heeft in Kenia, maar ook deze stelling heeft zij niet nader onderbouwd. Daarnaast heeft eiseres niet met documenten aannemelijk gemaakt dat zij zelf voor de medische behandeling moet betalen en dat zij niet beschikt over voldoende inkomen of vermogen om dit te kunnen bekostigen. Ook is niet gebleken dat de familieleden van eiseres haar niet kunnen ondersteunen om de medische behandeling te bekostigen. Eiseres heeft namelijk geen documenten overgelegd waaruit haar eigen financiële situatie of die van haar familieleden blijkt. De beroepsgrond van eiseres dat verweerder wel op de hoogte is van haar financiële situatie, laat onverlet dat eiseres niet met documenten heeft onderbouwd wat de daadwerkelijke kosten van de medische behandeling zijn. Zo blijkt uit de overgelegde mails van zorgverzekeraar in Kenia niet dat de behandeling voor eiseres niet wordt vergoed dan wel dat eiseres zich niet kan verzekeren. Het enkele feit dat het mogelijk een tijd kan duren voordat behandelingen worden vergoed door een verzekeraar leidt niet tot een ander oordeel nu eiseres niet heeft aangetoond dat zij in de tussenliggende tijd geen financiële ondersteuning kan krijgen van haar familie of sociaal netwerk. De enkele niet onderbouwde stelling dat dat zo is, is voor die conclusie onvoldoende.
Hoorplicht
7. De rechtbank oordeelt dat verweerder de hoorplicht in bezwaar niet heeft geschonden. Verweerder heeft op grond van wat naar voren is gebracht in bezwaar redelijkerwijs kunnen concluderen dat het bezwaar niet tot een andere uitkomst kon leiden dan afwijzing van de aanvraag. Hierbij is van belang dat eiseres in bezwaar niet nader heeft geconcretiseerd waarom haar persoonlijke medische situatie ertoe leidt dat zij geen feitelijke toegang heeft tot medische behandeling in Kenia. Ook heeft de gemachtigde van eiseres in bezwaar niet verduidelijkt wat eiseres bij een eventueel nader gehoor nog had willen toelichten.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder op goede gronden geen uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vw aan eiseres heeft verleend.
9. Het verzoek om een voorlopige voorziening worden buiten zitting afgedaan en niet-ontvankelijk verklaard, nu er uitspraak is gedaan in het beroep en er niet langer sprake is van de vereiste connexiteit. [4]
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.D. Gunster, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. P.P. Schaap, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
2.Eiseres wijst op een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 27 februari 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:2699, een uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State (de Afdeling) van 23 februari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:744 en een uitspraak van de Afdeling van 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1918.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 29 maart 2019, ECLI:NL:RVS:2019:984.
4.Op grond van artikel 8:81 en artikel 8:83, derde lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).