ECLI:NL:RBDHA:2025:6369
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf voor familie- of gezinslid met Iraakse nationaliteit
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 15 april 2025, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) beoordeeld. Eiseres, een Iraakse vrouw geboren in 1972, had de aanvraag ingediend om als familie- of gezinslid bij haar meerderjarige zoon in Nederland te kunnen verblijven. De aanvraag werd door de minister van Asiel en Migratie afgewezen op 25 oktober 2023, en het bezwaar hiertegen werd op 31 juli 2024 eveneens afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 4 maart 2025 behandeld, waarbij de referent en de gemachtigde van eiseres aanwezig waren, terwijl de verweerder afwezig was.
Eiseres betoogde dat er sprake was van bijkomende elementen van afhankelijkheid, zoals financiële en emotionele afhankelijkheid van haar zoon, en dat zij niet in staat was om voor zichzelf te zorgen vanwege haar medische toestand. De rechtbank oordeelde echter dat er geen beschermenswaardig familieleven bestond in de zin van artikel 8 van het EVRM, omdat niet was aangetoond dat er meer dan gebruikelijke afhankelijkheid tussen eiseres en haar zoon bestond. De rechtbank concludeerde dat de verweerder alle relevante feiten en omstandigheden had betrokken in zijn beoordeling en dat de afwijzing van de aanvraag terecht was.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van haar proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.