In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van eiseres tegen het niet tijdig beslissen op de asielaanvraag van 8 mei 2022. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn van 15 maanden is verstreken en dat eiseres de minister rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. De rechtbank legt de minister een rechterlijke dwangsom op en bepaalt dat de minister binnen vier weken na de bekendmaking van deze uitspraak een besluit op de asielaanvraag moet nemen. De rechtbank overweegt dat in gevallen waarin de bovengrens van 21 maanden is overschreden, een kortere termijn dan volgens het 8+8-wekenmodel dient te worden gegeven. De rechtbank acht het niet onmogelijk voor de minister om binnen vier weken een besluit te nemen. Daarnaast veroordeelt de rechtbank de minister in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 453,50.