ECLI:NL:RBDHA:2025:6413

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 april 2025
Publicatiedatum
16 april 2025
Zaaknummer
AWB24/11388
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf op basis van familieleven en beoordeling duurzame relatie

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 11 april 2025, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) beoordeeld. Eiser, met de Surinaamse nationaliteit, had op 2 december 2022 een aanvraag ingediend voor een mvv met als verblijfsdoel 'verblijf als familie- of gezinslid' bij zijn partner, die de Nederlandse nationaliteit heeft. De aanvraag werd afgewezen door de minister van Asiel en Migratie op 22 mei 2023, en het bezwaar van eiser werd op 17 juni 2024 eveneens afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 19 maart 2025 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiser aanwezig was, maar de gemachtigde van verweerder niet.

De rechtbank oordeelt dat eiser niet heeft aangetoond dat hij een duurzame en exclusieve relatie heeft met zijn partner, wat een voorwaarde is voor de afgifte van een mvv. Eiser heeft verschillende documenten overgelegd ter onderbouwing van zijn relatie, waaronder foto’s en schriftelijke verklaringen, maar de rechtbank oordeelt dat deze onvoldoende zijn om aan te tonen dat er sprake is van een familieleven in de zin van artikel 8 van het EVRM. De rechtbank concludeert dat verweerder terecht heeft gesteld dat er geen beschermenswaardig familieleven is en dat er geen belangenafweging nodig was.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, waardoor het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB24/11388

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 april 2025 in de zaak tussen

[eiser], V-nummer: [V-nummer], eiser

(gemachtigde: mr. C. Arslaner),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) onder de beperking “verblijf bij familie- of gezinslid”.
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 22 mei 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 17 juni 2024 op het bezwaar van eiser is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 19 maart 2025 op zitting behandeld. Referent en de gemachtigde van eiser hebben hieraan deelgenomen. De gemachtigde van verweerder is met voorafgaand bericht niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser is geboren op [geboortedatum 1] 1993 en heeft de Surinaamse nationaliteit. Eiser heeft op 2 december 2022 een aanvraag ingediend voor een mvv met als verblijfsdoel “verblijf als familie- of gezinslid” bij zijn gestelde partner, [naam] (referent). Referent is geboren op [geboortedatum 2] 1966 en heeft de Nederlandse nationaliteit.
3. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen, omdat eiser niet voldoet aan de voorwaarden voor de afgifte van een mvv. [1] Eiser heeft niet aangetoond dat hij een duurzame en exclusieve relatie heeft met referent. [2] Verweerder heeft dan ook geconcludeerd dat tussen hen geen sprake is van familieleven in de zin van artikel 8 van het EVRM. [3]
Wat vindt eiser in beroep?
4. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Eiser stelt dat het bestreden besluit in strijd is met het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel, omdat verweerder in het bestreden besluit slechts zijn motivering uit het primaire besluit heeft herhaald. Volgens eiser heeft er daarom geen herbeoordeling plaatsgevonden. Eiser en referent hebben al ruim zestien jaar een relatie. Eiser heeft deze relatie zowel bij de aanvraag als in bezwaar onderbouwd met foto’s, whatsappberichten, belhistorie, schriftelijke verklaringen van getuigen en stortingsbewijzen. Verweerder heeft al deze documenten onvoldoende betrokken in zijn besluitvorming. Daarnaast heeft verweerder zijn beoordeling ten onrechte gebaseerd op documenten uit een vorige procedure, die bijna tien jaar geleden heeft plaatsgevonden. Tot slot doet eiser een beroep op artikel 8 van het EVRM, omdat verweerder ten onrechte niet heeft gemotiveerd waarom hij geen ambtshalve verblijfsvergunning heeft verleend op grond van artikel 8 van het EVRM. [4]
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hieronder motiveert de rechtbank hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
Duurzame en exclusieve relatie
6. Tussen partijen is in geschil of eiser en referent een duurzame en exclusieve relatie hebben die op één lijn te stellen is met een huwelijk.
6.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser en referent niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij een exclusieve en duurzame relatie hebben. De rechtbank stelt voorop dat het aan eiser is om zijn aanvraag (met stukken) te onderbouwen. Eiser heeft ter onderbouwing 23 ongedateerde foto’s overgelegd. Verweerder heeft dit gelet op het standpunt van referent dat zij inmiddels 16 jaar een relatie hebben onvoldoende mogen vinden. Temeer nu het merendeel van de foto’s op dezelfde gelegenheden zijn genomen. Bovendien heeft verweerder het onvoldoende mogen vinden omdat uit de paspoortstempels volgt dat referent in 2022, 2023 en 2024 ongeveer zes tot zeven weken in Suriname heeft verbleven en derhalve meer foto’s had kunnen overleggen. Verweerder heeft ook kunnen stellen dat de overgelegde verklaringen van de familieleden en vriendin algemeen van aard zijn en dat hieruit niet kan worden afgeleid dat sprake is van een liefdesrelatie. Bovendien heeft verweerder erop kunnen wijzen dat de verklaringen niet stroken met hetgeen referent heeft verklaard tijdens de hoorzitting, namelijk dat de familie
(slechts)een vermoeden heeft van de relatie. Voorts heeft verweerder mogen tegenwerpen dat onvoldoende is aangetoond hoe er op afstand invulling aan de relatie wordt gegeven. Er zijn geen whatsappberichten overgelegd, terwijl dit tijdens de hoorzitting wel was afgesproken [5] . Wat betreft de overgelegde belhistorie heeft verweerder mogen constateren dat deze belhistorie slechts een korte periode van de gestelde duur van de relatie beslaat, namelijk over de maanden september 2023 tot en met mei 2024. Bovendien is tijdens de hoorzitting afgesproken bewijs van contact over de afgelopen drie jaar toe te sturen, maar heeft referent dat niet gedaan. Ten aanzien van de (structurele) financiële ondersteuning heeft verweerder kunnen concluderen dat de overgelegde stortingsbewijzen niet aantonen dat sprake is van een duurzame en exclusieve relatie tussen eiser en referent. Tot slot heeft verweerder het opmerkelijk mogen vinden dat bij een aanvraag visum kort verblijf in 2017 referent heeft aangegeven dat eiser zijn pleegzoon is, terwijl op dat moment al sprake zou zijn van een liefdesrelatie.
6.2.
Het beroep van eiser op het zorgvuldigheidsbeginsel en motiveringsbeginsel slaagt niet. Gelet op het voorgaande heeft verweerder voldoende gemotiveerd dat er geen sprake is van een duurzame en exclusieve relatie tussen eiser en referent en heeft in de beoordeling alle kenbare feiten en omstandigheden betrokken. De beroepsgrond slaagt niet.
Artikel 8 van het EVRM
7. Gelet op het voorgaande heeft verweerder kunnen concluderen dat geen sprake is van beschermenswaardig familieleven in de zin van artikel 8 van het EVRM en heeft verweerder geen belangenafweging hoeven maken. [6] Eisers beroepsgrond dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom hij geen gebruik maakt van zijn ambtshalve bevoegdheid om een verblijfsvergunning te verlenen [7] , slaagt daarom niet.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.C. Laagland, rechter, in aanwezigheid van mr. P.P. Schaap, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 11 april 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.De voorwaarden staan in de artikelen 3.13 tot en met 3.22a van het Vreemdelingenbesluit (Vb) en in hoofdstuk B7 van de Vreemdelingencirculaire (Vc).
2.Zoals volgt uit artikel 3.14, eerste lid, aanhef en onder b van het Vb en B7/3.1.1. van de Vc.
3.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
4.Artikel 3.6b, aanhef en onder c, van het Vreemdelingenbesluit 2000.
5.Verslag van de hoorzitting, p. 3.
6.Zie de uitspraken van de Afdeling van 27 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1188 en ECLI:NL:RVS:2024:1187.
7.Zoals volgt uit artikel 3.6b, aanhef en onder c, van het Vb.