In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) door de minister van Asiel en Migratie. Eiseres, een Indonesische vrouw geboren in 1959, heeft de aanvraag ingediend om bij haar meerderjarige dochter en kleinkinderen in Nederland te kunnen verblijven. De aanvraag werd afgewezen op 9 juni 2023, en het bezwaar daartegen werd op 19 juli 2024 eveneens afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 19 maart 2025 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, maar de verweerder niet. De rechtbank concludeert dat er geen beschermenswaardig familieleven bestaat in de zin van artikel 8 van het EVRM, omdat er geen hechte persoonlijke banden zijn tussen eiseres en haar kleinkinderen. De rechtbank oordeelt dat de verweerder alle relevante feiten en omstandigheden heeft meegewogen en voldoende gemotiveerd heeft dat de banden niet hecht genoeg zijn om de aanvraag te rechtvaardigen. Het beroep wordt ongegrond verklaard, en het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en geen vergoeding van proceskosten.