ECLI:NL:RBDHA:2025:6544
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen ingangsdatum verblijfsvergunning asiel
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit tot inwilliging van zijn asielaanvraag, specifiek gericht op de ingangsdatum van de verblijfsvergunning. Eiser, vertegenwoordigd door mr. W. Volkers, is het niet eens met de ingangsdatum van 25 september 2022, zoals vastgesteld door de minister van Asiel en Migratie, vertegenwoordigd door mr. D.L. Boer. Eiser betoogt dat de ingangsdatum moet zijn 20 september 2022, de datum waarop hij zich als asielzoeker heeft gemeld in Ter Apel, wat blijkt uit de overgelegde loopbrief. De minister stelt dat het tijdsverschil van vijf dagen tussen de melding en de indiening van het aanvraagformulier M35-H te klein is om een inhoudelijke beoordeling te rechtvaardigen, en verzoekt de rechtbank om het beroep niet-ontvankelijk te verklaren.
De rechtbank oordeelt echter dat eiser wel degelijk belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling, aangezien een eerdere ingangsdatum van invloed kan zijn op toekomstige verblijfsaanvragen. De rechtbank concludeert dat de minister een verkeerde ingangsdatum heeft vastgesteld en dat de asielaanvraag is ingediend op het moment dat eiser zijn asielwens kenbaar maakte. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit van 15 januari 2024 voor zover het de ingangsdatum betreft en stelt deze vast op 20 september 2022. Tevens wordt de minister veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiser, die op € 907,- worden vastgesteld. De uitspraak is gedaan door mr. H. Hanssen-Telman, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.