In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 18 april 2025, gaat het om een beroep dat eiseres heeft ingediend omdat de minister van Asiel en Migratie niet tijdig heeft beslist op haar asielaanvraag van 13 september 2023. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld. De minister had een beslistermijn van zes maanden, die met negen maanden was verlengd, maar deze termijn was inmiddels verstreken. Eiseres heeft de minister verzocht om alsnog binnen twee weken te beslissen, maar dit verzoek is genegeerd, wat heeft geleid tot het indienen van beroep door eiseres.
De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond is. De minister wordt opgedragen om alsnog een besluit te nemen op de aanvraag, waarbij rekening moet worden gehouden met het '8+8 wekenmodel'. Dit houdt in dat de minister binnen acht weken na de bekendmaking van deze uitspraak een besluit moet nemen. De rechtbank legt een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de minister de beslistermijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast moet de minister de proceskosten van eiseres vergoeden, vastgesteld op € 453,50.
De uitspraak benadrukt de verplichting van de minister om tijdig te beslissen op asielaanvragen en de consequenties van het niet naleven van deze verplichting. De rechtbank heeft de minister dus niet alleen verplicht om een besluit te nemen, maar ook om de financiële gevolgen van het niet tijdig beslissen te dragen.