Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres] , eiseres,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak hebben eisers, vertegenwoordigd door mr. B.W.C. van Geet, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister van Asiel en Migratie op hun aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis. De aanvraag is ingediend op 22 maart 2024, en de minister had op grond van de Vreemdelingenwet 2000 binnen 90 dagen moeten beslissen. De beslistermijn is echter verlengd met drie maanden, waardoor de minister uiterlijk op 20 september 2024 een besluit had moeten nemen. Aangezien er geen besluit is genomen, is de minister in gebreke gesteld op 11 oktober 2024, en is het beroep op 7 november 2024 ingesteld. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat de minister niet tijdig heeft beslist.
De rechtbank heeft op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een termijn van twee weken opgelegd waarbinnen de minister een besluit moet nemen. In dit geval heeft de rechtbank geoordeeld dat er sprake is van een bijzonder geval, gezien de aanvragen om gezinshereniging bij houders van asielvergunningen. De rechtbank heeft bepaald dat de minister binnen acht weken na verzending van de uitspraak een besluit moet nemen, met de mogelijkheid tot verlenging tot twintig weken indien nader onderzoek nodig is.
Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat de minister een dwangsom van € 100 per dag verbeurt voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd en heeft de minister veroordeeld tot betaling van de proceskosten van € 453,50 en het griffierecht van € 187 aan eisers. De uitspraak is gedaan op 20 januari 2025 en openbaar gemaakt.