3.6.2Deelonderzoek Havikuil; [slachtoffer 1]
Dagvaarding 1, feit 1 (mensenhandel)
Inleiding
De rechtbank is van oordeel dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel ten aanzien van [slachtoffer 1] . Op basis van de bewijsmiddelen is de rechtbank ervan overtuigd dat [slachtoffer 1] door [verdachte] werd uitgebuit. [slachtoffer 1] heeft sekswerk verricht onder omstandigheden die een grote inbreuk op haar persoonlijke vrijheid en lichamelijke en geestelijke integriteit betekenden.
Zoals hierna wordt besproken, gaat het om misbruik van de zeer kwetsbare positie van [slachtoffer 1] en misbruik van het uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht dat [verdachte] op [slachtoffer 1] had. Dit heeft erin geresulteerd dat [verdachte] en zijn medeverdachten zich ten koste van [slachtoffer 1] hebben bevoordeeld. Anders dan de verdediging, acht de rechtbank ook bewezen dat [verdachte] [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot prostitutie door dwang, geweld en door dreiging met geweld. Ook dat wordt hieronder nader toegelicht.
Misbruik van kwetsbare positie
Uit het dossier komt [slachtoffer 1] naar voren als een kwetsbare vrouw. Zo blijkt uit politiemutaties dat zij in de jaren voorafgaand aan 2021 in instellingen heeft verbleven vanwege haar beperkte verstandelijke vermogens en behandelingen heeft ondergaan vanwege haar verslavingsproblematiek. Er waren zorgen over haar drugsgebruik, haar omgang met mannen en haar beïnvloedbaarheid.
[verdachte] had wetenschap van de kwetsbare positie waarin [slachtoffer 1] verkeerde. Zo heeft hij verklaard dat [slachtoffer 1] een gebruiker was die bij [medeverdachte] over de vloer kwam om te gebruiken. [verdachte] benoemt ook dat hij [slachtoffer 1] een ‘zwak mens’ vond die beschermd moest worden tegen [medeverdachte] . Naast dat [slachtoffer 1] verslaafd was, blijkt uit haar verklaringen ook dat zij verliefd was op [verdachte] en – in haar visie – een relatie met hem had. Hoewel [verdachte] heeft ontkend dat sprake was van een (liefdes)relatie, blijkt uit zijn verklaring wel dat hij wist dat [slachtoffer 1] gevoelens voor hem had ‘omdat hij zo goed voor haar was’.
De rechtbank is van oordeel dat [verdachte] misbruik heeft gemaakt van de kwetsbare positie van [slachtoffer 1] . Hij heeft de zwaar verslaafde [slachtoffer 1] sekswerk laten verrichten in ruil voor drugs. Daarbij blijkt uit het dossier dat [verdachte] [slachtoffer 1] instrumenteel drugs verstrekte: ‘Geef haar één trekje, niks meer’, zoals hij in een tapgesprek tegen [medeverdachte] zegt die op dat moment kennelijk bij [slachtoffer 1] was. Ook heeft hij, toen hij met [slachtoffer 1] na een ruzie met [medeverdachte] uit de [straatnaam 1] is vertrokken, onderdak voor haar geregeld in andere gebruikerspanden en gefaciliteerd dat [slachtoffer 1] vanuit die panden sekswerk kon verrichten. Bovendien wist hij dat [slachtoffer 1] gevoelens voor hem had. De rechtbank overweegt in dat kader dat uit het dossier een beeld naar voren komt van [verdachte] die de gevoelens van [slachtoffer 1] soms beantwoordt, haar ‘schat(je)’ noemt, voor haar opkomt en haar beschermt, maar haar op andere momenten uitmaakt voor ‘kankerhoer’ en zich zeer gewelddadig en dwingend naar [slachtoffer 1] opstelt. Dat [slachtoffer 1] ambivalent ten opzichte van [verdachte] stond, blijkt ook wel uit het feit dat zij eerst geen aangifte tegen [verdachte] wilde doen, omdat ‘zij hem niet wil kwetsen’ en ‘hij haar ook veel heeft geholpen’, maar zij ook verklaart dat hij ‘verschrikkelijke dingen bij haar heeft gedaan’. Door haar afwisselend aan te trekken en af te stoten, heeft [verdachte] gespeeld met de gevoelens van [slachtoffer 1] en misbruik van haar gemaakt. De rechtbank is van oordeel dat dit, naast de drugsverslaving, mee heeft gespeeld bij de keuze van [slachtoffer 1] om voor [verdachte] in de prostitutie te gaan werken.
Misbruik van overwichtUit het dossier komt verder naar voren dat [verdachte] niet in een gelijkwaardige verhouding stond tot [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] verklaart over hem dat hij ‘levensgevaarlijk’ is, dat je hem niet in je buurt wil hebben en dat hij [verdachte] Ammoniak wordt genoemd, omdat hij altijd met een flesje ammoniak loopt. Dit laatste wordt door [verdachte] zelf bevestigd en vindt bovendien bevestiging in het dossier. Zo vermeldt een wijkagent in een politiemutatie over [verdachte] : ‘ [verdachte] staat bekend onder de naam " [verdachte] Ammoniak". De reden is dat hij vrouwen met ammoniak bedwelmd of op ze spuit om ze te onderdrukken en bang voor hem te maken’. De rechtbank leidt hieruit af dat [verdachte] intimiderend kan overkomen op anderen. Dit volgt ook uit hoe [medeverdachte] en [slachtoffer 3] over [verdachte] verklaren. Zo noemt [medeverdachte] [verdachte] ‘best een gevaarlijke jongen’ en [slachtoffer 3] noemt hem ‘zwaar sadistisch’ en ‘een enge man’. Voor dit gedrag van [verdachte] ziet de rechtbank ook steun in getapte telefoongesprekken in de periode eind september 2021/begin oktober 2021, waaruit blijkt dat [verdachte] [slachtoffer 1] geregeld directief toespreekt en tegen haar schreeuwt.
Dat [slachtoffer 1] bang was voor [verdachte] blijkt onder meer uit een gebeurtenis op 2 oktober 2021. [slachtoffer 1] heeft daarover verklaard dat zij een keer zelf ‘handel’ (de rechtbank begrijpt: drugs) had gekocht bij dealer [naam 4] nadat ze een klant had gehad. Zij deed dit stiekem terwijl [verdachte] en [medeverdachte] lagen te slapen. Zij vroeg dealer [naam 4] om snel te komen en wachtte hem buiten op, omdat zij bang was voor [verdachte] en [medeverdachte] . Deze verklaring van [slachtoffer 1] wordt ondersteund door meerdere tapgesprekken, onder meer tussen haar en dealer [naam 4] . Dat [slachtoffer 1] bang was voor [verdachte] blijkt ook wel uit het feit dat zij in februari 2023 aangifte wilde doen tegen [verdachte] van, onder meer, verkrachting, maar zich toch bedacht omdat zij bang was voor wraakacties.
Dat [verdachte] misbruik heeft gemaakt van zijn overwicht op [slachtoffer 1] door een sfeer van angst en intimidatie te creëren, hetgeen dienstig was aan de seksuele uitbuiting van [slachtoffer 1] , staat naar het oordeel van de rechtbank vast. Dat [verdachte] op momenten ook (ogenschijnlijk) liefdevol tegen [slachtoffer 1] praatte en soms voor haar opkwam bij de medeverdachten, doet daaraan niet af.
Dwang, geweld en dreiging met geweldHoewel [verdachte] , zowel bij de politie als ter terechtzitting, categorisch heeft ontkend geweld tegen [slachtoffer 1] te hebben gebruikt, bevat het dossier meer dan voldoende bewijs van het tegendeel.
Zo heeft [slachtoffer 1] meerdere keren verklaard vaak te zijn mishandeld door [verdachte] . Zo verklaart zij ‘drie keer bijna te zijn vermoord’ door [verdachte] . ‘Als ik bijvoorbeeld geen klant wilde nemen, als ik geld achter ging houden, als ik geen waarheid praatte, als ik helemaal niet praatte. Gewoon, bam, gelijk klappen’. Dat [verdachte] [slachtoffer 1] heeft geslagen, is te horen in een getapt telefoongesprek tussen [medeverdachte] en [slachtoffer 3] waar op de achtergrond [verdachte] te horen is die tegen een vrouw zegt ‘kijk me goed in de ogen. Hier kijk maar goed. Ik ben facking klaar met jou’. Te horen is dat iemand met de vlakke hand wordt geslagen. [slachtoffer 1] heeft verklaard de vrouw te zijn geweest die op dat moment klappen kreeg van [verdachte] . De verklaring van [verdachte] ter terechtzitting dat hij dat niet is geweest schuift de rechtbank als ongeloofwaardig ter zijde. Uit het betreffende proces-verbaal blijkt genoegzaam dat de stem van [verdachte] is herkend door de verbalisanten die de tapgesprekken hebben uitgeluisterd.
De verklaringen van [slachtoffer 1] over mishandelingen door [verdachte] worden bovendien ondersteund door [slachtoffer 3] die de relatie tussen [slachtoffer 1] en [verdachte] als ‘verschrikkelijk’ typeert en verklaart meerdere keren te hebben gezien dat [verdachte] [slachtoffer 1] sloeg. Bijvoorbeeld als zij ‘een grote bek’ had. Ook verklaart [slachtoffer 3] over schoppen terwijl [slachtoffer 1] op de grond lag en stompen. Dat het niet ‘hoogstens bij een enkele duw’ is gebleven, zoals de verdediging heeft betoogd, leidt de rechtbank af uit de verklaring van [slachtoffer 3] dat [verdachte] [slachtoffer 1] ‘de touwtyfus’ in sloeg en als [slachtoffer 1] drugs had gestolen van [verdachte] , zij ‘de tering in werd geslagen’. Ook [naam 5] , de ex-partner van [slachtoffer 1] (hierna: [naam 5] ), verklaart vaak te hebben gezien dat [slachtoffer 1] klappen kreeg van [verdachte] in de periode dat ze in de [straatnaam 2] verbleven. Ook verklaart hij dat [verdachte] dreigde geweld tegen haar te gebruiken als zij geen geld binnen bracht. Zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 3] als [naam 5] verklaren ook dat [verdachte] seksueel geweld gebruikte tegen [slachtoffer 1] , doordat zij hem moest pijpen. Omdat het verkrachten van [slachtoffer 1] als apart feit is ten laste gelegd, zal de rechtbank hier verderop nader op ingaan.
Samengevat is de rechtbank van oordeel dat uit het dossier genoegzaam volgt dat [verdachte] dwang, geweld en dreiging met geweld jegens [slachtoffer 1] heeft ingezet om een sfeer van angst en intimidatie te creëren, die uiteindelijk dienstig was aan de seksuele uitbuiting van [slachtoffer 1] . De aard en frequentie van dat geweld was dusdanig dat de rechtbank daarmee in het nadeel van [verdachte] rekening zal houden bij het bepalen van de strafmaat.
Vrijspraak overige dwangmiddelen
Van de in de tenlastelegging opgenomen dwangmiddelen misleiding, afpersing en fraude zal de rechtbank [verdachte] , conform de standpunten van de officieren van justitie en de verdediging, vrijspreken, omdat er geen aanwijzingen zijn dat deze dwangmiddelen door [verdachte] zijn ingezet.
(Oogmerk van) uitbuiting
Voorts overweegt de rechtbank dat [slachtoffer 1] ’s positie niet die van een mondige prostituee was, die zelf bepaalt onder welke omstandigheden zij werkt, welke klanten en handelingen zij wel en niet accepteert en die zelf de beschikking heeft over haar verdiensten.
- [straatnaam 1] (september/begin oktober 2021)
Zo heeft [slachtoffer 1] verklaard dat zij altijd moest werken, ook als zij een dag niet wilde of ongesteld was. Dit wordt ondersteund door de advertentie van ‘ [bijnaam] ’, één van de namen waaronder [slachtoffer 1] heeft gewerkt op de sekssite [website] . Uit die advertentie blijkt dat zij zes dagen in de week de hele dag beschikbaar was voor sekswerk. Dat [slachtoffer 1] niet altijd wilde werken, blijkt ook uit de omstandigheid dat zij meerdere keren heeft verklaard dat zij snel haar werk wilde doen, om – zo begrijpt de rechtbank – ervan af te zijn. ‘Zo snel mogelijk mijn werk doen, zo snel mogelijk en dan sodemieter op’, aldus [slachtoffer 1] .
Hoewel [slachtoffer 1] wisselend heeft verklaard over het aantal klanten dat zij per dag had, blijkt uit haar verklaringen wel dat de frequentie aanzienlijk was. Dit wordt ondersteund door getapte telefoongesprekken tussen [verdachte] , [medeverdachte] en [slachtoffer 3] in de periode eind september/begin oktober 2021 waaruit blijkt dat er veel klanten voor [slachtoffer 1] waren, vooral in het weekend wanneer het druk was. Illustratief is een gesprek op 23 september 2021 waarin [medeverdachte] tegen [verdachte] zegt dat het ‘echt druk is’ en ‘de telefoon blijft gaan’, waarna [verdachte] zegt dat er een klant is voor [slachtoffer 1] . Uit die telefoongesprekken, evenals uit de verklaringen van [slachtoffer 1] , [verdachte] en [medeverdachte] , blijkt bovendien dat [slachtoffer 1] zowel thuiswerk deed als escorts. Zoals volgt uit de verklaring van [slachtoffer 1] , en overigens ook door [verdachte] zelf is verklaard, was hij ook betrokken bij het door [slachtoffer 1] verrichte escortwerk. Uit het dossier kan worden afgeleid dat [verdachte] telefonisch escortklanten aannam en doorgaf aan [slachtoffer 1] , [slachtoffer 1] vervoerde en/of vergezelde naar klanten en hij het door [slachtoffer 1] ontvangen geld in ontvangst nam.
[slachtoffer 1] heeft ook verklaard dat zij bepaalde seksuele handelingen niet wilde verrichten, zoals seks zonder condoom, maar daar wel mee werd geadverteerd. Dit wordt ondersteund door de advertentie van ‘ [bijnaam] ’ waarin met veel verschillende (extreme) seksuele handelingen werd geadverteerd, waaronder seks zonder condoom. In verschillende op de telefoon van [slachtoffer 1] aangetroffen geluidsfragmenten van klantcontacten is te horen dat [slachtoffer 1] aangeeft geen seks zonder condoom te willen. In één van de geluidsfragmenten zegt de klant, nadat [slachtoffer 1] dit heeft gemeld, dat in de advertentie staat dat ‘alles zonder’ is, waarop [slachtoffer 1] antwoordt dat dat niet haar advertentie is. Hoewel de rechtbank niet kan vaststellen dat [verdachte] zelf advertentie(s) heeft gemaakt, wist hij wel dat [slachtoffer 1] onder advertentie(s) en onder verschillende werknamen (waaronder ‘ [bijnaam] ’) werkte. Bovendien blijkt uit de hiervoor genoemde getapte telefoongesprekken uit de periode september/begin oktober 2021 dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte] , [medeverdachte] en [slachtoffer 3] voor wat betreft het sekswerk van [slachtoffer 1] . De rechtbank kan niet buiten redelijke twijfel vaststellen dat [slachtoffer 1] vervolgens daadwerkelijk seks zonder condoom of andere door haar niet gewilde seksuele handelingen moest verrichten. Uit de verklaring van [slachtoffer 1] , maar ook die van [naam 6] (hierna: [naam 6] ) en [slachtoffer 3] , blijkt namelijk dat ze die handelingen uiteindelijk niet deden, ook al vroeg de klant daar om. Het staat echter wel vast dat [verdachte] en de medeverdachten [slachtoffer 1] aan vergaande verwachtingen van klanten – met nare situaties tot gevolg – hebben blootgesteld.
Tot slot staat het naar het oordeel van de rechtbank vast dat [slachtoffer 1] niet zelf kon bepalen wat zij met het door haar verdiende geld deed, maar dat zij haar verdiensten moest afstaan aan [verdachte] of aan de medeverdachte(n). Zoals [slachtoffer 1] het zelf treffende verklaarde in het studioverhoor op 27 september 2024, kwam zij aan drugs ‘door haar lichaam te verkopen’. Zij verklaarde daarbij niet zelf drugs te hebben gehaald, maar [verdachte] en [medeverdachte] deden dat van het geld dat zij van haar afpakten. Illustratief is verder een getapt telefoongesprek tussen [slachtoffer 3] en [medeverdachte] waarin [slachtoffer 3] vertelt dat [verdachte] bij haar heeft geklaagd over hoe [slachtoffer 1] wordt behandeld. De rechtbank begrijpt uit de weergave van het gesprek dat [verdachte] tegen [slachtoffer 3] heeft gezegd dat hij het niet raar vindt dat [slachtoffer 1] steelt, omdat ‘zij geen euro in haar zak heeft’. [slachtoffer 1] ’s verklaringen hierover worden verder ondersteund door de verklaringen van [naam 6] en [naam 3] , waaruit ook blijkt dat ze het door hen verdiende geld moesten afstaan aan [medeverdachte] of een medeverdachte en daar niets van terug zagen behalve in de vorm van drugs.
- Overige panden (najaar 2021 tot 14 december 2021)
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij – na de [straatnaam 1] – door [verdachte] naar andere panden is gebracht van waaruit zij sekswerk heeft verricht, omdat ‘je van plek naar plek moet anders valt het op’. Achtereenvolgend betroffen dit (gebruikers)panden aan de [straatnaam 3] in Voorburg en aan de [straatnaam 4] en de [straatnaam 2] in Den Haag. [slachtoffer 1] heeft tijdens de verschillende verhoren wisselend verklaard over het karakter van het werk (gedwongen of vrijwillig) in die periode en of zij haar verdiensten al dan niet geheel moest afdragen aan [verdachte] . De rechtbank leidt uit de verklaring van [slachtoffer 1] tijdens het studioverhoor op 19 maart 2025 af, dat, als zij verklaart ergens vrijwillig te hebben gewerkt, dit niet betekent dat zij de verdiensten van haar werk zelf mocht houden. Zo verklaart [slachtoffer 1] in Voorburg vrijwillig te hebben gewerkt, maar verklaart zij ook dat zij geen geld kreeg. Over de [straatnaam 4] verklaart [slachtoffer 1] dat zij de helft van het geld kreeg en de andere helft naar [verdachte] ging. En over de [straatnaam 2] verklaart [slachtoffer 1] dat zij geen geld uit het sekswerk heeft gezien. Ondanks de wisselende verklaringen van [slachtoffer 1] over voornoemde punten is naar het oordeel van de rechtbank ook in deze periode sprake geweest van seksuele uitbuiting van [slachtoffer 1] door [verdachte] . Zo blijkt uit haar verklaringen eenduidig dat zij geen (volledige) beschikking had over het door haar verdiende geld. Verder ziet de eerdergenoemde verklaring van [slachtoffer 1] dat [verdachte] haar ‘drie keer bijna heeft vermoord’ op haar periode met [verdachte] in de [straatnaam 4] , waaruit de rechtbank afleidt dat [verdachte] daar fors geweld tegen [slachtoffer 1] heeft gebruikt. Haar verklaringen worden bovendien ondersteund door [naam 5] , die samen met [slachtoffer 1] en [verdachte] heeft verbleven aan de [straatnaam 2] . [naam 5] heeft onder meer verklaard dat [slachtoffer 1] haar verdiende geld aan [verdachte] gaf, [verdachte] dacht dat zij geld achterhield en zij dan klappen kreeg en zich moest uitkleden zodat hij kon zien dat zij niets had.
Op basis van al hetgeen hierboven is overwogen kan worden vastgesteld dat sprake was van een uitbuitingssituatie. Het oogmerk van uitbuiting kan onder die omstandigheden worden verondersteld.
Voordeel trekken
Zoals hiervoor is overwogen, stond [slachtoffer 1] het geld dat een klant aan haar betaalde af aan [verdachte] of – in de periode in de [straatnaam 1] – aan een van de medeverdachten en werd daarvan drugs gekocht en weer verdeeld. [verdachte] (en de medeverdachte) beschikte(n) daarmee niet alleen over het geld dat werd verdiend, maar heeft daar ook daadwerkelijk van geprofiteerd door mee te roken van de opbrengsten.
Dat [verdachte] geld wilde verdienen aan het sekswerk van [slachtoffer 1] , kan bovendien worden afgeleid uit zijn handelen bij het door [slachtoffer 1] verrichte sekswerk, zoals hiervoor omschreven.
Handelingen
De rechtbank acht ten aanzien van de ten laste gelegde handelingen bewezen dat [verdachte] [slachtoffer 1] heeft vervoerd, overgebracht en gehuisvest. De rechtbank zal [verdachte] vrijspreken van het ten laste gelegde werven van [slachtoffer 1] , omdat daarvan onvoldoende is gebleken.
De rechtbank overweegt verder dat het dossier ook aanwijzingen bevat dat [slachtoffer 1] (ook) vrijwillig prostitutiewerk deed. Zo lijkt uit sommige getapte telefoongesprekken in de periode eind september/begin oktober 2021 te volgen dat [slachtoffer 1] zich meewerkend opstelt ten aanzien van het verrichten van sekswerk. Ook verklaart Angela Schroduer dat [slachtoffer 1] het prostitutiewerk bij [medeverdachte] thuis vrijwillig deed. Dit staat evenwel niet in de weg aan een bewezenverklaring van seksuele uitbuiting van [slachtoffer 1] door [verdachte] .
De rechtbank stelt in dit verband voorop dat voor het bewijs van misbruik in de zin van artikel 273f Sr geen verdergaand initiatief en actief handelen van de verdachte is vereist, dan tot uitdrukking is gebracht in de termen die in de wet staan en hiervoor zijn genoemd (in dit geval: werven, vervoeren, overbrengen en huisvesten). Ook heeft de Hoge Raad overwogen dat niet is vereist dat het initiatief van de verdachte is uitgegaan en ook is niet vereist dat het slachtoffer door de verdachte in die uitbuitingssituatie is gebracht.
Nog daargelaten dat het initiatief op basis van het dossier wel degelijk meerdere keren bij [verdachte] lag door [slachtoffer 1] steeds naar een andere locatie te brengen van waaruit zij het sekswerk kon verrichten, staat het bestaan van de omgekeerde situatie, waarbij [slachtoffer 1] het initiatief heeft genomen, niet in de weg aan een bewezenverklaring. En dat [slachtoffer 1] het werk óók vrijwillig heeft gedaan, wil vanzelfsprekend niet zeggen dat dit steeds het geval is geweest. Dat dit niet zo was, blijkt genoegzaam uit het dossier.
Eveneens is uit het dossier gebleken dat [slachtoffer 1] vaker prostitutiewerk verricht(te). Dat [slachtoffer 1] ook op andere momenten prostitutiewerk heeft verricht, staat aan een bewezenverklaring voor mensenhandel echter niet in de weg. In dat verband wijst de rechtbank op overwegingen van de Hoge Raad, die erop neerkomen dat de omstandigheid dat het slachtoffer al eerder of op andere plaatsen prostitutiewerk heeft verricht, geen aanwijzing hoeft te zijn voor het ontbreken van een uitbuitingssituatie. Dat laatste geldt naar het oordeel van de rechtbank eveneens in het geval van [slachtoffer 1] .
Het vorenstaande, aangaande het initiatief en de vrijwilligheid aan de zijde van [slachtoffer 1] , staat dus niet in de weg aan een bewezenverklaring. Uiteraard betrekt de rechtbank de bevindingen wel bij de strafmaat.
Periode
De rechtbank is verder met de officieren van justitie en de verdediging van oordeel dat de pleegperiode ten aanzien van [verdachte] kan worden beperkt tot de periode van 1 september 2021 tot en met 14 december 2021, de datum dat uit het dossier blijkt dat de relatie tussen [verdachte] en [slachtoffer 1] over was. De rechtbank zal [verdachte] daarom vrijspreken van het medeplegen van mensenhandel in de periode van 15 december 2021 tot en met 25 januari 2023.
Verder overweegt de rechtbank onder verwijzing naar de eerder genoemde panden en het karakter van het daar uitgevoerde sekswerk, dat in de bewezen verklaarde periode voortdurend sprake is geweest van seksuele uitbuiting van [slachtoffer 1] door [verdachte] .
Zoals volgt uit de vonnissen inzake [medeverdachte] en [slachtoffer 3] , was in ieder geval in de periode september/begin oktober 2021 sprake van het medeplegen van seksuele uitbuiting van [slachtoffer 1] door [verdachte] , [medeverdachte] en [slachtoffer 3] en heeft [verdachte] in de opvolgende periode tot en met december 2021 alleen gehandeld.
Dagvaarding 1, feit 2 (verkrachtingen)
Inleiding
Ondanks de hardnekkige ontkenning van [verdachte] , is de rechtbank van oordeel dat er wettig en overtuigend bewijs is dat [verdachte] [slachtoffer 1] in de periode van 1 september 2021 tot en met 14 december 2021 meermalen heeft verkracht. Hiermee heeft hij de lichamelijke en geestelijke integriteit van [slachtoffer 1] geweld aan gedaan en nog verder geschaad.
Zoals de rechtbank hierna zal toelichten, heeft [verdachte] geweld gebruikt of daarmee gedreigd en [slachtoffer 1] bovendien drugs onthouden en haar belet weg te gaan, waardoor [slachtoffer 1] zich meermalen gedwongen heeft gevoeld om [verdachte] te pijpen.
Verklaring [slachtoffer 1]
heeft verklaard dat zij [verdachte] urenlang moest pijpen, dat zij ervan moest huilen, omdat zij niet verder kon, maar dat [verdachte] dat niet pikte. ‘Tegen [verdachte] met seks en alle dingen kan je geen nee zeggen’, aldus [slachtoffer 1] . Op de vraag wat er gebeurde als zij nee zei, verklaarde [slachtoffer 1] dat er dan sprake was van slaan, dwingen en duwen. Ook mocht zij de kamer niet uit of kreeg zij geen drugs.
[slachtoffer 1] heeft dit pas verklaard, nadat zij met de verklaringen van [slachtoffer 3] en [naam 5] hierover werd geconfronteerd. Bezien vanuit de hiervoor omschreven verhoudingen waaruit een bepaald gevoel van loyaliteit van [slachtoffer 1] jegens [verdachte] naar voren komt, is dat begrijpelijk en draagt de wijze van verklaren naar het oordeel van de rechtbank bij aan de geloofwaardigheid van die verklaring.
De verklaring van [slachtoffer 1] wordt ondersteund door de verklaring van [slachtoffer 3] . Zo heeft [slachtoffer 3] over de periode in de [straatnaam 1] verklaard dat [slachtoffer 1] aangaf dat zij pijn had en dat zij [verdachte] niet meer wilde pijpen. Ook had [slachtoffer 1] tegen haar gezegd dat zij helemaal rauw van onderen was en dat zij niet meer kon, maar zij [verdachte] moest pijpen. [slachtoffer 3] verklaart ook dat zij [slachtoffer 1] wel eens hoorde gillen in de slaapkamer en [verdachte] schreeuwde dan: ‘Nu is het klaar’ en dan hoorde zij de klappen. Deze verklaring komt overeen met wat [naam 5] over de periode in de [straatnaam 2] heeft verklaard. Zo verklaart ook hij [slachtoffer 1] te hebben horen huilen en schreeuwen in de slaapkamer. Hij verklaart ook dat zij ‘niet doen, niet doen’ riep en dat hij dan klappen hoorde. Ook heeft hij verklaard van [slachtoffer 1] te hebben gehoord dat zij [verdachte] urenlang moest pijpen en als zij dat niet deed dat zij dan klappen van hem kreeg. ‘Als zij een trekje wit wilde, dan moest zij daar wat voor doen anders kreeg zij het niet. En als zij heroïne ziek was, dan moest zij daar maar wat voor doen’, aldus [naam 5] over hetgeen [slachtoffer 1] hem heeft verteld.
Ook [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) heeft verklaard dat [slachtoffer 1] tegen haar heeft gezegd vaker te zijn verkracht door [verdachte] . Op de vraag of [slachtoffer 1] vertelde hoe [verdachte] dat deed, antwoordt [slachtoffer 2] : ‘Pijpen dat was gebruikelijk bij [verdachte] ’. Zoals hierna blijkt, acht de rechtbank ook wettig en overtuigend bewezen dat [slachtoffer 2] [verdachte] langdurig heeft moeten pijpen. Tot slot heeft ook [naam 3] verklaard dat zij [verdachte] tegen haar zin in heeft moeten pijpen.
Gelet op het voorgaande, in samenhang bezien, acht de rechtbank de concrete context van de verkrachtingen waarover [slachtoffer 1] verklaart, in voldoende mate ondersteund.
Dwang
Ten aanzien van de vraag of sprake was van dwang overweegt de rechtbank als volgt. In de eerste plaats maakte [verdachte] gebruik van geweld of dreiging met geweld. Dwang is onder die omstandigheden gegeven. Dwang kan ook worden ingegeven door een andere feitelijkheid. Daarvan kan sprake zijn als op het slachtoffer opzettelijk een zodanige (psychische) druk is uitgeoefend of het slachtoffer in een zodanige afhankelijkheidssituatie is gebracht, dat het slachtoffer zich daardoor naar redelijke verwachting niet tegen die handelingen heeft kunnen verzetten. Of die dwang zich heeft voorgedaan, laat zich niet in het algemeen beantwoorden, maar hangt af van de concrete omstandigheden van het geval.
Zoals hiervoor is overwogen bevond [slachtoffer 1] zich in een kwetsbare situatie. Zij was onder meer verslaafd aan drugs, en zo verslaafd dat zij ziek werd als zij niet gebruikte. Door haar drugs te onthouden of alleen drugs te geven als zij seksuele handelingen verrichtte, wordt er naar het oordeel van de rechtbank een zodanige druk op [slachtoffer 1] uitgeoefend dat gesproken kan worden van een afhankelijkheidspositie. [verdachte] gebruikte haar afhankelijkheid van drugs om haar seksuele handelingen te laten verrichten, terwijl zij dat niet wilde. Onder die omstandigheden is naar het oordeel van de rechtbank sprake van dwang.
De rechtbank acht dus bewezen dat [verdachte] meermalen geweld en bedreiging met geweld en (het dreigen met) een andere feitelijkheid, te weten het onthouden van drugs of het dreigen daarmee, heeft ingezet om [slachtoffer 1] te dwingen hem te pijpen. De verklaring van [verdachte] dat hij dat nooit zou doen en dat seks met [slachtoffer 1] altijd vrijwillig is geweest, schuift de rechtbank als volstrekt ongeloofwaardig terzijde.
Periode
Net als de officieren van justitie en de verdediging ziet de rechtbank geen aanknopingspunten in het dossier dat [verdachte] door is gegaan met het verkrachten van [slachtoffer 1] , nadat hun relatie was gestopt. De rechtbank zal [verdachte] dan ook vrijspreken van het verkrachten van [slachtoffer 1] in de periode van 15 december 2021 tot en met 23 januari 2023.
3.6.3Deelonderzoek Zaaguil; [slachtoffer 2]
Verweer ‘detentie’
Onder dagvaarding 2, feit 1 en 2 wordt [verdachte] verweten dat hij zich met betrekking tot [slachtoffer 2] van 2008 tot en met 2018 schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel en dat hij haar in deze periode meerdere malen heeft verkracht.
De raadsman heeft voor wat betreft verschillende door [slachtoffer 2] beschreven momenten verweer gevoerd, inhoudende dat [verdachte] telkens gedetineerd zat op deze momenten, waardoor de door [slachtoffer 2] de beschreven feiten niet kunnen hebben plaatsgevonden.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt hiertoe als volgt.
Hoewel uit de detentiekaart van [verdachte] blijkt dat hij gedurende de ten laste gelegde periode inderdaad veelvuldig heeft vastgezeten, volgt hieruit tevens dat hij veelvuldig periodes buiten detentie heeft doorgebracht. Voor wat betreft de periode in 2015 en 2016, geldt dat aan [verdachte] weliswaar de maatregel Strafrechtelijke Opvang Verslaafden is opgelegd, maar dat hij blijkens het reclasseringsadvies van 24 mei 2024 vanaf 2015 reeds langere tijd in de extramurale fase heeft verbleven.
De verklaring van [slachtoffer 2] , waarin zij diverse incidenten met betrekking tot [verdachte] beschrijft, heeft betrekking op een lange periode van tien jaren, die meer dan zeventien jaren geleden is aangevangen en waarbij veelvuldig harddrugsgebruik door zowel [verdachte] als door [slachtoffer 2] een grote rol heeft gespeeld. Het is in dat kader begrijpelijk dat [slachtoffer 2] zich exacte data waarop incidenten volgens haar hebben plaatsgevonden, niet meer kan herinneren dan wel hier mogelijk foutief over heeft verklaard. De rechtbank acht daarnaast van belang dat de door [slachtoffer 2] beschreven gebeurtenissen, voor wat betreft de locaties waar die hebben plaatsgevonden, door de politie zijn nagelopen en waarbij niet is gebleken van onjuistheden. Zo heeft [slachtoffer 2] verklaard over een verblijf met [verdachte] bij de oom van [verdachte] ( [naam 7] ) aan de [straatnaam 5] . De vrouw van [naam 7] , getuige [getuige 1] , heeft bevestigd dat [slachtoffer 2] en [verdachte] in hun woning hebben verbleven en dat [slachtoffer 2] hier voor [verdachte] in de prostitutie moest werken. Zoals hiervoor overwogen met betrekking tot de betrouwbaarheid van de verklaringen van de aangeefsters, zal de rechtbank de verklaring van [slachtoffer 2] dan ook gebruiken voor het bewijs, waar deze ondersteund wordt door andere bewijsmiddelen.
Dagvaarding 2, feit 1 (mensenhandel)
Inleiding
De rechtbank is van oordeel dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel ten aanzien van [slachtoffer 2] . Op basis van de bewijsmiddelen is de rechtbank ervan overtuigd dat [slachtoffer 2] door [verdachte] werd uitgebuit. [slachtoffer 2] heeft sekswerk verricht onder omstandigheden die een grote inbreuk op haar persoonlijke vrijheid en lichamelijke en geestelijke integriteit betekenden.
Zoals hierna wordt besproken, gaat het met name om misbruik van de zeer kwetsbare positie van [slachtoffer 2] en misbruik van het uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht dat [verdachte] op [slachtoffer 2] had, maar ook om dwang, geweld en dreiging met geweld. Dit alles heeft erin geresulteerd dat [verdachte] zich ten koste van [slachtoffer 2] heeft bevoordeeld.
Misbruik van kwetsbare positie en overwicht
[slachtoffer 2] kampte met lichamelijke klachten na een hersenbloeding in 2000 en had last van suïcidale gedachten. Zij heeft in meerdere opvanglocaties verbleven en is begeleid in
het zelfstandig wonen. Toen [slachtoffer 2] [verdachte] in 2008 voor het eerst ontmoette, verbleef zij in SHOP (Stichting Hulp en Opvang Prostitutie en Mensenhandel) nadat zij in Amsterdam gedwongen in de prostitutie had gewerkt. [verdachte] heeft hierover verklaard dat SHOP een soort beschermd wonen voor vrouwen is.
Voor haar (langdurige) verblijf in SHOP had [slachtoffer 2] een gewelddadige relatie met de vader van haar vier kinderen. Met haar kinderen had [slachtoffer 2] geen contact meer.
[verdachte] was op de hoogte van de kwetsbare positie waarin [slachtoffer 2] zich bevond (‘Zij kon niet goed op haarzelf wonen. Daarom zat zij veel bij opvangplekken.’).
Gaande de relatie die [slachtoffer 2] met [verdachte] had, is zij verslaafd geraakt aan harddrugs. Relevant hierbij is dat [verdachte] zelf ook langdurig verslaafd was aan harddrugs en maar al te goed wist wat het gebruik hiervan met hem en met andere gebruikers deed (‘Die drugswereld.. hoe wij communiceerden met elkaar is niet normaal. Drugs is een duivel.’)
Uit de verklaring van [slachtoffer 2] blijkt dat [verdachte] het al dan niet verstrekken van drugs instrumenteel gebruikte. Net als bij [slachtoffer 1] , bepaalde [verdachte] wanneer en hoeveel drugs [slachtoffer 2] kon gebruiken. [slachtoffer 2] moest vragen om een trekje van haar eigen geld en moest altijd wachten tot [verdachte] haar iets gaf. Deze gang van zaken wordt bevestigd door getuige [getuige 2] die heeft verklaard dat het verdiende geld van het door [slachtoffer 2] verrichte sekswerk naar [verdachte] ging.
[verdachte] had ook overwicht op [slachtoffer 2] . Dat overwicht vloeide naast wat hiervoor is genoemd voort uit het feit dat zij bang was voor [verdachte] , vanwege het geweld dat hij regelmatig gebruikte, waarover hierna meer wordt overwogen.
Als [slachtoffer 2] seks moest hebben met een klant, wist zij niet welke afspraken [verdachte] van te voren met die klant had gemaakt. Zij had geen zeggenschap over de handelingen en was ook niet in de positie dat zij bepaalde (vergaande) handelingen kon weigeren. Als ze op straat liepen, bood [verdachte] haar aan, aan willekeurige voorbijgangers door te vragen of ze nog een meisje zochten.
Danëlle heeft verklaard dat [verdachte] haar altijd weer vond als zij was ontkomen. Als zij op straat liep, werd zij door hem een auto ingetrokken.
Gelet op de hiervoor omschreven omstandigheden was sprake van een situatie waarin [slachtoffer 2] geen andere werkelijke of aanvaardbare keuze had dan sekswerk te gaan doen voor [verdachte] . Het overwicht dat [verdachte] had op [slachtoffer 2] speelde hierbij een grote rol.
Dwang, geweld en dreiging met geweld
Zoals de rechtbank reeds heeft overwogen onder deelonderzoek Havikuil, komt uit het dossier in het algemeen het beeld naar voren dat [verdachte] agressief was.
[getuige 2] , die voor [slachtoffer 2] een relatie met [verdachte] had, heeft verklaard dat zij door hem is geterroriseerd. Hij sloeg haar en pakte haar geld af.
[slachtoffer 1] , die na [slachtoffer 2] een relatie met [verdachte] had, heeft zoals hiervoor overwogen ook verklaard dat zij door hem werd mishandeld.
[slachtoffer 3] heeft eveneens verklaard dat [verdachte] haar had geslagen.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat [verdachte] naast anderen ook [slachtoffer 2] , die heeft verklaard dat zij erg bang was voor [verdachte] , veelvuldig heeft mishandeld. Na het gebruik van drugs en alcohol ging het mis volgens [slachtoffer 2] (‘Ja, dan ging hij me slaan en sloot hij mij op in de slaapkamer, maakt niet uit waar’). [slachtoffer 2] heeft verklaard dat [verdachte] haar ook regelmatig met haar hoofd tegen de muur sloeg. Hij zei dan dat hij hoopte dat een van haar bloedproppen in haar hoofd knapte en dat zij een kasplantje zou worden. De verklaring van [slachtoffer 2] , inhoudende dat [verdachte] haar mishandelde, wordt bevestigd door [getuige 2] , die heeft verklaard dat [verdachte] [slachtoffer 2] overal sloeg.
In de periode 2015 tot 2017 bezocht een wijkagent [wijkagente] , die uit angst niet over [verdachte] wenste te verklaren, regelmatig in de vrouwenopvang. Hij sprak daar ook met [slachtoffer 2] die hem destijds vertelde dat [verdachte] haar bedreigde met de dood en dat zij door hem werd gedwongen om in de prostitutie te werken.
Op 20 januari 2014 is [verdachte] blijkens zijn strafblad ook daadwerkelijk veroordeeld ter zake van mishandeling van [slachtoffer 2] gepleegd in oktober 2013.
Uit het voorgaande volgt dat de verklaringen van [slachtoffer 2] dat [verdachte] meerdere keren geweld tegen haar heeft gebruikt en hier ook mee heeft gedreigd, bevestiging vinden in andere bronnen dan [slachtoffer 2] .
De dwangmiddelen dwang, geweld en dreiging met geweld kunnen dan ook wettig en overtuigend worden bewezen. Dat daarmee een sfeer van angst en intimidatie werd gecreëerd die dienstig was aan de seksuele uitbuiting van [slachtoffer 2] , staat naar het oordeel van de rechtbank ook vast.
(Oogmerk van) uitbuiting
De positie van [slachtoffer 2] was niet die van een mondige prostituee, die zelf bepaalt onder welke omstandigheden zij werkt, welke klanten en handelingen zij wel en niet accepteert en die zelf de beschikking heeft over haar verdiensten.
Zoals hiervoor overwogen werd [slachtoffer 2] door [verdachte] op straat aangeboden aan voorbijgangers en werd zij voorafgaand aan door [verdachte] geregelde seksafspraken niet door hem op de hoogte gebracht van afspraken die waren gemaakt met klanten. Als [slachtoffer 2] aangaf dat een klant te ver ging, was het aan de klant. De meeste klanten hielden dan geen rekening met haar wensen en zeiden dat ze al betaald hadden. [verdachte] bedacht welke prijzen door de klanten moesten worden betaald.
Tot slot staat het naar het oordeel van de rechtbank vast dat [slachtoffer 2] niet de beschikking had over haar verdiensten. De klanten betaalden voor sekswerk, maar het geld werd afgestaan aan [verdachte] . [slachtoffer 2] kreeg het geld ook daarna niet, zodat zij niet zelf kon bepalen wat zij met het door haar verdiende geld deed.
Op basis van al hetgeen hierboven is overwogen kan worden vastgesteld dat sprake was van een uitbuitingssituatie. Het oogmerk van uitbuiting kan onder die omstandigheden worden verondersteld.
Voordeel trekken
Zoals hiervoor is overwogen, stond [slachtoffer 2] het geld dat een klant aan haar betaalde af aan [verdachte] , die hiermee verdovende middelen kocht. Daarmee beschikte [verdachte] over het geld dat werd verdiend.
Dat [verdachte] daadwerkelijk heeft geprofiteerd van het sekswerk van [slachtoffer 2] , blijkt uit het feit dat hij in staat was om grote hoeveelheden harddrugs te kopen en zo in zijn verslaving te voorzien. Volgens [slachtoffer 2] gebruikte zij samen met [verdachte] voor ongeveer 800 euro aan drugs per dag, waarbij [verdachte] meer gebruikte dan [slachtoffer 2] . Het bovenstaande komt erop neer dat [verdachte] in zijn drugsverslaving heeft voorzien ten koste van [slachtoffer 2] .
Handelingen
De rechtbank acht ten aanzien van de ten laste gelegde handelingen bewezen dat hij [slachtoffer 2] heeft geworven, vervoerd, overgebracht, en gehuisvest.
Periode
Voor wat betreft de periode waarin [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde, gaat de rechtbank uit van de verklaring van [slachtoffer 2] dat zij van 2008 tot 2018 een relatie heeft gehad met [verdachte] , binnen welke relatie het tenlastegelegde heeft plaatsgevonden. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij uitgebuit is door [verdachte] vanaf het moment dat hij zelf terugviel in drugsgebruik en zijn drugs niet meer kon betalen. Dat was begin 2008 en na een half jaar werd zij, zoals zij dat zelf noemt, echt verkocht. De rechtbank acht hiermee bewezen dat de uitbuiting van [slachtoffer 2] is begonnen vanaf 1 juli 2008 en dat deze duurde tot het einde van de relatie in februari 2018.
[verdachte] heeft bevestigd dat hij – met de nodige onderbrekingen doordat hij gedetineerd zat – een relatie heeft gehad met [slachtoffer 2] .
De rechtbank gaat er – mede doordat hij veelvuldig gedetineerd zat – van uit dat [verdachte] niet gedurende de gehele periode van tien jaren, zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel met betrekking tot [slachtoffer 2] en zal dit gegeven meenemen in de straftoemeting.
Vrijspraak medeplegen
De rechtbank zal [verdachte] , overeenkomstig het standpunt van de officieren van justitie, vrijspreken van het ten laste gelegde medeplegen van mensenhandel van [slachtoffer 2] , omdat daarvan uit het dossier niet is gebleken.
Dagvaarding 2, feit 2 (verkrachtingen)
De verklaring van [slachtoffer 2]
heeft – kort en zakelijk weergegeven – verklaard dat [verdachte] haar tijdens hun relatie, die zoals hiervoor overwogen duurde van juli 2008 tot en met februari 2018, meerdere malen heeft verkracht. In het algemeen heeft zij verklaard dat zij [verdachte] moest pijpen als hij gebruikt had en dat dit heel vaak gebeurde. Als zij aangaf hem niet te willen pijpen, sloeg hij haar en duwde hij haar hoofd naar beneden. Hij dwong haar om het toch te doen en nog langer door te gaan.
[slachtoffer 2] heeft hiernaast verklaard over andere momenten waarop zij seksuele handelingen tegen haar wil moest ondergaan. Zij heeft als volgt verklaard over enkele specifieke momenten:
-Op de [straatnaam 5] is zij hard geslagen door [verdachte] . Zijn drugs was gestolen en zij kreeg de schuld. Zij huilde van de klappen, zei nee toen [verdachte] seks met haar wilde, maar [verdachte] stopte toch zijn penis in haar vagina. De broer van [verdachte] zat in de woonkamer tijdens dit incident.
-Op de boot van [naam 8] , bij de Megastores, kreeg [slachtoffer 2] eerst harde klappen. Zij moest [verdachte] daarna pijpen en daarna stopte hij zijn penis in haar vagina en haar anus.
-In het dealhuis van [naam 9] aan het [straatnaam 6] in Den Haag heeft [verdachte] [slachtoffer 2] ook verkracht. Zij gaf aan dat zij geen seks wilde met alle andere mensen in de woning erbij en een kamer zonder deur. [verdachte] deed zijn penis echter gewoon in haar vagina.
-In haar eigen woning aan de [straatnaam 7] is zij door [verdachte] met handboeien aan de verwarming in de woonkamer vastgebonden. Zij lag daar anderhalve dag lang en [verdachte] heeft haar lichaam op meerdere manieren gepenetreerd terwijl zij vastgebonden lag.
[verdachte] ontkent zich schuldig te hebben gemaakt aan alle verkrachtingen waar [slachtoffer 2] over heeft verklaard.
Steunbewijs?
De rechtbank acht de inhoud van de verklaringen van [slachtoffer 2] voor zover het gaat om de beschreven verkrachtingen concreet, gedetailleerd en consistent. Zoals eerder overwogen, acht de rechtbank de verklaringen van [slachtoffer 2] in zoverre betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs, waar die al dan niet gedeeltelijk worden ondersteund door andere bewijsmiddelen.
De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende steunbewijs bevat voor de hiervoor genoemde specifieke momenten waarop [verdachte] [slachtoffer 2] zou hebben verkracht. Het feit dat [slachtoffer 2] de adressen noemt waar de verkrachtingen zouden hebben plaatsgevonden, welke adressen volgens [verdachte] inderdaad locaties betroffen waar ze regelmatig samen kwamen, vormt naar het oordeel van de rechtbank geen steunbewijs voor de verkrachtingen.
[slachtoffer 1] heeft voorts weliswaar verklaard dat [slachtoffer 2] haar heeft verteld dat [verdachte] haar aan de kachel had vastgebonden. Zij heeft echter niet verklaard dat [slachtoffer 2] heeft verteld dat [verdachte] haar hierbij ook heeft verkracht.
Ook andere getuigen verklaren weliswaar over geweld dat [verdachte] uitoefende op [slachtoffer 2] , maar verklaren niet over de door [slachtoffer 2] specifiek genoemde verkrachtingen.
Alles overwegend, is de rechtbank van oordeel dat het dossier geen steunbewijs (ook niet in de vorm van schakelbewijs) bevat voor de verklaring van [slachtoffer 2] , voor zover het betreft de hiervoor genoemde op verschillende specifieke locaties door [verdachte] gepleegde verkrachtingen.
De rechtbank overweegt hierbij dat haar oordeel op dit punt niet betekent dat de verklaring van [slachtoffer 2] alsnog onbetrouwbaar is. De rechtbank kan in dit geval enkel constateren dat niet voldaan is aan het wettelijk bewijsminimum en komt daarmee niet toe aan een verderstrekkend oordeel.
Dit is anders voor wat betreft de in zijn algemeenheid door [slachtoffer 2] omschreven verkrachtingen, doordat zij [verdachte] gedwongen veelvuldig en langdurig moest pijpen.
De rechtbank is van oordeel dat de bewijsmiddelen, die ten grondslag liggen aan de verkrachting van [slachtoffer 1] (dagvaarding 1, feit 2), kunnen dienen als schakelbewijs voor de verkrachtingen van [slachtoffer 2] . Schakelbewijs is een bijzondere vorm van steunbewijs. Uit de rechtspraak van de Hoge Raadvolgt dat onder omstandigheden het gebruik van aan andere, soortgelijke feiten ten grondslag liggende bewijsmiddelen als steunbewijs is toegelaten. Daarbij moet het gaan om bewijsmateriaal voor die andere feiten dat op essentiële punten belangrijke overeenkomsten of kenmerkende gelijkenissen vertoont met het bewijsmateriaal van het te bewijzen feit en dat duidt op een herkenbaar en gelijksoortig patroon in de handelingen van de verdachte. Daarvan is naar het oordeel van de rechtbank sprake.
De rechtbank overweegt in dat kader dat uit zowel de verklaringen van [slachtoffer 1] als de verklaringen van [slachtoffer 2] blijkt van een specifieke seksuele voorkeur bij [verdachte] , waarbij hij de slachtoffers na gebruik van geweld, of dreiging daarmee, dwong om hem veelvuldig en langdurig te pijpen. Zoals hiervoor overwogen met betrekking tot de verkrachting van [slachtoffer 1] , heeft ook [naam 3] verklaard over eenzelfde werkwijze van [verdachte] .
De verklaringen van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [naam 3] vertonen aldus op essentiële punten belangrijke overeenkomsten of kenmerkende gelijkenissen. Dit duidt op een herkenbaar en gelijksoortig patroon – een modus operandi – in de handelingen van [verdachte] . De verklaringen van [slachtoffer 1] en de in haar zaak gebruikte bewijsmiddelen zullen dan ook als schakelbewijs worden gebruikt voor de zaak van [slachtoffer 2] .
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank het bij dagvaarding 2 onder 2 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, voor zover dit betreft het dwingen tot het langdurig pijpen van [verdachte] .