Overwegingen
1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1997 en de Algerijnse nationaliteit te hebben.
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en eiser de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. Verweerder heeft als zware grondenvermeld dat eiser:
- 3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
- 3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
-
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
- 3i. heeft te kennen gegeven dat hij geen gevolg zal geven aan zijn verplichting tot terugkeer;
en als lichte grondenvermeld dat eiser:
- 4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
- 4b. meerdere aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning heeft ingediend die niet tot verlenging van een verblijfsvergunning hebben geleid;- 4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;- 4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
3. Eiser voert aan dat de maatregel van bewaring die op 8 april 2025 is opgelegd op grond van artikel 59b, eerste lid, van de Vw, onrechtmatig is geworden, omdat hij op 9 april 2025 zijn asielaanvraag heeft ingetrokken. Aangezien de huidige maatregel pas op 11 april 2025 is opgelegd, stelt eiser dat hij tussen 9 en 11 april 2025 onrechtmatig in bewaring is gehouden, wat ook de rechtmatigheid van de huidige maatregel van 11 april 2025 aantast.
4. Uit vaste rechtspraak van de Afdelingvolgt dat verweerder, indien de maatregel van bewaring niet langer op een juiste grondslag berust, voldoende voortvarend handelt als hij binnen 48 uur de maatregel wijzigt of opheft en een nieuwe maatregel oplegt.Eiser heeft op 9 april 2025 zijn asielaanvraag ingetrokken. Verweerder heeft vervolgens op 11 april 2025 de maatregel van bewaring opgeheven en een nieuwe maatregel opgelegd, op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw. Hiermee heeft verweerder binnen de vereiste 48 uur gehandeld. Er is daarom geen grond voor het oordeel dat de huidige maatregel van 11 april 2025 onrechtmatig is.
5. Eiser betwist alle aan de maatregel ten grondslag gelegde gronden. Ten aanzien van grond 3a voert eiser aan dat hij via een Dublinoverdracht aan Nederland is overgedragen en dus op de voorgeschreven wijze het land is binnengekomen. Zijn eerdere illegale binnenkomst is destijds geen aanleiding geweest om hem in bewaring te stellen en is daarom niet relevant. In reactie op grond 3b stelt eiser dat in het dossier geen stukken aanwezig zijn waaruit blijkt dat hij eerder met onbekende bestemming is vertrokken. Wat betreft grond 3c voert eiser aan dat hij geen kennis heeft genomen van het terugkeerbesluit van 9 april 2024, nu dit enkel in de Staatscourant is gepubliceerd en niet daadwerkelijk aan hem is uitgereikt. Verder meent eiser dat de zware grond 3i hem niet kan worden tegengeworpen, omdat hij heeft verklaard bereid te zijn om Nederland te verlaten. Ten aanzien van de lichte gronden 4a, 4c en 4d stelt eiser dat deze lichte gronden hem niet kunnen worden tegengeworpen, nu niet is onderbouwd waarom eisers verblijf in een AZCzijn terugkeer zou belemmeren.
6. De rechtbank is van oordeel dat de aan de maatregel ten grondslag gelegde zware gronden 3a,3b en 3c feitelijk juist zijn. Uit vaste rechtspraak van de Afdelingvolgt dat verweerder bij de zware gronden 3a, 3b en 3c kan volstaan met een toelichting dat deze gronden zich feitelijk voordoen.Verweerder heeft in het bestreden besluit en in het verweerschrift gemotiveerd dat en waarom deze zware gronden zich feitelijk voordoen. Nu eiser bij zijn binnenkomst in Nederland niet beschikte over een geldig reis- of identiteitsdocument, noch een geldig visum of mvv, is de zware grond 3a feitelijk juist. Verder blijkt uit de door verweerder overgelegde stukken dat eiser eerder op 15 december 2022 en 24 juni 2024 met onbekende bestemming is vertrokken. Daarnaast heeft eiser met het terugkeerbesluit, welke op juiste wijze bekend is gemaakt aan eiser door plaatsing in de Staatscourant, eerder de aanzegging ontvangen Nederland te verlaten.De feitelijke juistheid van de zware gronden 3b en 3c staan daarom vast. De zware gronden 3a, 3b en 3c zijn voldoende om de maatregel van bewaring te kunnen dragen en risico op onttrekken aan het toezicht aan te nemen. Wat eiser voor het overige heeft aangevoerd over de zware grond 3i en de lichte gronden behoeft geen bespreking, omdat dit niet kan leiden tot de conclusie dat de bewaring onrechtmatig is.
7. Ook is overigens niet gebleken dat de maatregel van bewaring tot aan het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig is geweest.
8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.