In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 28 april 2025, wordt het beroep van eisers behandeld die zich beklaagden over het niet tijdig beslissen door de minister van Asiel en Migratie op hun asielaanvraag, ingediend op 19 december 2023. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister de wettelijke beslistermijn van zes maanden met negen maanden heeft overschreden. Na het verstrijken van deze termijn hebben eisers de minister verzocht om binnen twee weken alsnog te beslissen, maar dit verzoek is genegeerd, wat hen heeft doen besluiten om beroep in te stellen.
De rechtbank heeft het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond verklaard. Dit houdt in dat de rechtbank de minister opdraagt om binnen zestien weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen op de aanvragen van eisers. De rechtbank heeft daarbij het ‘8+8 wekenmodel’ gehanteerd, wat betekent dat de minister binnen deze termijn een besluit moet nemen. Indien de minister deze termijn overschrijdt, is zij verplicht om een dwangsom van € 100,- per dag te betalen, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast is de minister veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eisers, vastgesteld op € 453,50.
De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, in aanwezigheid van griffier mr. B.A. Smit, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. De eisers hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na de uitspraak een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak.