ECLI:NL:RBDHA:2025:7126

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 april 2025
Publicatiedatum
28 april 2025
Zaaknummer
SGR 24/7472
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beperkingen opgelegd door de burgemeester aan demonstratie tegen Zwarte Piet niet rechtsgeldig

In deze zaak hebben eisers, Stichting Nederland Wordt Beter (NLWB) en Collectief Kick Out Zwarte Piet (KOZP), beroep ingesteld tegen een besluit van de burgemeester van Westland, waarin voorschriften en beperkingen zijn opgelegd voor een demonstratie tegen de verschijning van Zwarte Piet tijdens de Sinterklaasintocht in De Lier op 18 november 2023. De burgemeester had op 17 juli 2024 een aantal voorschriften vastgesteld, die volgens de eisers in strijd waren met hun recht op vrijheid van betoging en meningsuiting. De rechtbank heeft op 22 april 2025 uitspraak gedaan en geoordeeld dat de burgemeester de opgelegde voorschriften niet rechtsgeldig had kunnen opleggen. De rechtbank oordeelde dat de burgemeester onvoldoende had gemotiveerd waarom de beperkingen noodzakelijk en proportioneel waren. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en het primaire besluit herroepen voor wat betreft de opgelegde voorschriften. De rechtbank benadrukte dat het recht op betoging een fundamenteel recht is en dat de overheid een positieve verplichting heeft om demonstraties te faciliteren en te beschermen. De uitspraak heeft ook gevolgen voor toekomstige demonstraties, waarbij de burgemeester beter moet motiveren waarom beperkingen noodzakelijk zijn. De rechtbank heeft de burgemeester veroordeeld tot betaling van griffierecht en proceskosten aan de eisers.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/7472

uitspraak van de meervoudige kamer van 22 april 2025 in de zaak tussen

1. Stichting Nederland Wordt Beter(NLWB), gevestigd in Amsterdam,
2. Collectief Kick Out Zwarte Piet(KOZP), gevestigd in Amsterdam,
eisers
(gemachtigde: mr. M.B. Hendrickx),
en

de burgemeester van Westland, de burgemeester

(gemachtigde: mr. J.A.W. Verbruggen).

Inleiding

1. Eisers hebben beroep ingesteld tegen het besluit van de burgemeester van 17 juli 2024 (bestreden besluit) waarin de burgemeester een aantal voorschriften heeft gesteld aan het houden van een demonstratie tegen de verschijning van Zwarte Piet bij de intocht van Sinterklaas in De Lier op 18 november 2023.
1.1.
De burgemeester heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 14 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eisers en [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] en de gemachtigde van de burgemeester en mr. [naam 4] en [naam 5] .

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Op 10 november 2023 heeft de coördinator openbare orde en veiligheid van de gemeente Westland contact opgenomen met KOZP nadat uit de media bekend was geworden dat KOZP voornemens was om te demonstreren bij de Sinterklaasintocht in De Lier. Op 15 november 2023 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen eisers, de burgemeester en de intochtcomités waarin is besproken of de demonstratie geannuleerd kon worden. Eisers hebben aangegeven de demonstratie niet te annuleren. Diezelfde dag hebben zij een kennisgeving van de demonstratie gedaan.
2.1.
Met het besluit van 17 november 2023 (primaire besluit) heeft de burgemeester NLWB meegedeeld dat zij haar demonstratie conform haar kennisgeving mag organiseren met inachtneming van de voorschriften en beperkingen zoals opgenomen in het besluit.
2.2.
Met het bestreden besluit heeft de burgemeester het bezwaar van eisers tegen het primaire besluit, in afwijking van het advies van de Commissie bezwaarschriften Westland van 23 mei 2024, ongegrond verklaard. De Commissie bezwaarschriften heeft geadviseerd het bezwaar gegrond te verklaren en het primaire besluit te herroepen. Naar het oordeel van de commissie is het nut en de noodzaak tot het opleggen van de voorschriften onvoldoende gebleken en is het primaire besluit niet deugdelijk gemotiveerd. De bestreden voorschriften hadden volgens de Commissie Bezwaarschriften niet op deze wijze mogen worden opgelegd zoals de burgemeester heeft gedaan.
Wat vinden eisers in beroep?
3. Een aantal van de beperkingen/voorschriften die de burgemeester heeft opgelegd is in strijd met de Wom [1] , Grondwet en mensenrechten. Deze voorschriften/beperkingen houden verband met de inhoud van de demonstratie, of zijn niet noodzakelijk en ook niet proportioneel met het oog op de belangen die in de Wom zijn genoemd. Daarom hadden ze niet voorafgaand aan de demonstratie mogen worden opgelegd. Het standpunt van de burgemeester dat de discussie over de voorschriften een theoretische discussie lijkt te zijn omdat de voorschriften niet daadwerkelijk tot een inhoudelijke beperking van de demonstratie hebben geleid en er niet op de het primaire besluit gestelde voorschriften is gehandhaafd, is onjuist. Hetzelfde geldt voor het standpunt van de burgemeester dat de demonstratie heeft kunnen plaatsvinden en de demonstranten in de gelegenheid zijn gesteld om hun mening duidelijk te maken. KOZP heeft namelijk onvoldoende
within sight and soundvan het doelpubliek, namelijk de Sinterklaasintocht, kunnen demonstreren. Bovendien zijn de demonstranten gedurende de demonstratie bedreigd en belaagd. De burgemeester is er niet in geslaagd om het demonstratierecht volledig te faciliteren. Door deze gang van zaken zijn eisers feitelijk beperkt in de uitoefening van hun grondrechten.
Wat zijn de regels?
4. De relevante bepalingen uit het Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), de Grondwet en de Wom staan in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Hebben eisers procesbelang?
5. De rechtbank ziet zich ambtshalve voor de vraag gesteld of eisers nog procesbelang hebben bij het beroep nu de demonstratie inmiddels heeft plaatsgevonden. Uit vaste rechtspraak volgt dat procesbelang kan zijn gelegen in de omstandigheid dat zich tussen dezelfde partijen in de toekomst een soortgelijk geschil kan voordoen. [2]
5.1.
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat eisers procesbelang hebben bij beoordeling van hun beroep. Zoals de Afdeling eerder overwoog, [3] is daarbij van belang dat besluiten die beperkingen aan demonstraties stellen betrekking hebben op de uitoefening van een grondrecht en er meestal weinig tijd ligt tussen het besluit zelf en de demonstratie waar het besluit betrekking op heeft. Het zal dus vaak voorkomen dat een demonstratie al voorbij is, voordat een partij het besluit door de rechter ten gronde kan laten toetsen. Een oordeel van de rechter is van belang voor demonstranten en initiatiefnemende organisaties om duidelijkheid te krijgen of die beperkingen terecht waren en daarmee ook een indicatie te hebben of zulke beperkingen bij toekomstige demonstraties toelaatbaar zijn. Dat oordeel is, mede met het oog op het algemeen belang en eventuele individuele belangen van derden, ook voor het bestuur van belang, om zo te weten welke beperkingen het wel of niet aan demonstraties mag stellen. Verder acht de rechtbank het niet onwaarschijnlijk dat KOZP in 2025 voor de laatste keer in een aantal plaatsen zal willen demonstreren tegen de aanwezigheid van Zwarte Piet bij Sinterklaasintochten. Op die manier wordt ook voldaan aan het recht op een effectief rechtsmiddel als bedoeld in artikel 13 van het EVRM.
Mocht de burgemeester de betreffende beperkingen/voorschriften aan de demonstratie stellen?
6. Het recht op betoging is een grondrecht. [4] De wet kan regels stellen aan een betoging ter bescherming van de gezondheid, in het belang van het verkeer en ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden. [5] De Wom strekt tot het stellen van regels voor betogingen. [6]
6.1.
Uit rechtspraak van het EHRM [7] volgt dat het recht op betoging één van de fundamenten van een democratische samenleving is. [8] De ruimte voor de overheid om beperkingen te stellen is daarom beperkt. De overheid moet het recht op betoging niet alleen waarborgen, maar zich ook onthouden van indirecte maatregelen die de uitoefening van dat recht onredelijk beperken. Verder volgt uit de rechtspraak van het EHRM dat op de overheid een positieve verplichting rust om een demonstratie zoveel mogelijk te faciliteren en te beschermen. [9] De verdragsstaat is verplicht om preventieve en geschikte maatregelen te nemen om het vreedzame verloop van een demonstratie en de veiligheid van burgers te beschermen. Wel is er een grote beoordelingsvrijheid om te bepalen welke maatregelen redelijk en geschikt zijn. [10] Slechts in uitzonderlijke gevallen, waarin bestuurlijke overmacht aan de orde is, kan een demonstratie worden verboden. [11]
6.2.
De burgemeester kan alleen beperkingen en voorschriften aan een demonstratie stellen als één van de in artikel 2 van de Wom vermelde belangen dat vordert. Aan de burgemeester komt een zekere beoordelingsruimte toe en het is aan hem om aan de hand van de lokale omstandigheden een inschatting te maken of, en zo ja welke, beperkingen en voorschriften aan een demonstratie moeten worden gesteld ter bescherming van de gezondheid, in het belang van het verkeer of voorkoming van wanordelijkheden. [12] De rechtbank moet vervolgens beoordelen of de burgemeester terecht bepaalde beperkingen en voorschriften aan een demonstratie heeft gesteld.
6.3.
De burgemeester heeft in het primaire besluit vijftien voorschriften en beperkingen opgenomen en negen situaties opgesomd waarin de politie optreedt. De voorschriften en beperkingen waar eisers het niet mee eens zijn, zijn de volgende:
De aanwijzingen van de politie dienen strikt en terstond te worden opgevolgd;
Er wordt geen geweld gebruikt noch wordt er met geweld gedreigd;
Er worden geen vernielingen/beschadigingen aan goederen aangericht;
5. Wanneer spandoeken worden meegenomen dan zijn deze niet aan dikke stokken vastgemaakt. De teksten op de spandoeken zijn in het Nederlands geschreven;
8. Er zal geen sprake zijn van maatschappelijke onaanvaardbare zaken zoals: discriminatoire uitlatingen, geschriften of afbeeldingen, racistische leuzen;
9. Het is niet toegestaan voorwerpen of stoffen bij zich te dragen of te vervoeren zoals stokken, kettingen, helmen, bivakmutsen en/of andere gezichtsbedekkingen, die bestemd of meegebracht zijn om de openbare orde of veiligheid te verstoren of bedreigen;
12. De in de omgeving van en tijdens de demonstratie, betoging of manifestatie op het terrein, wegen en/of in omliggende gebouwen aanwezige andere personen (werknemers, bezoekers, omstanders, weggebruikers, voetgangers) mogen niet worden geïntimideerd in woord en/of gebaar door deelnemers van de demonstratie, betoging of manifestatie.
12. De demonstratie, betoging of manifestatie moet onmiddellijk worden gestaakt indien zich wanordelijkheden voordoen of dreigen voor te doen.
6.4.
De rechtbank zal deze voorschriften en beperkingen bespreken in de volgorde waarin eisers deze in hun beroepschrift aan de orde hebben gesteld.
Voorschrift 5 (tweede zin): De teksten op de spandoeken moeten in het Nederlands geschreven zijn
7. De rechtbank volgt eisers in hun betoog dat een verbod om teksten op spandoeken in een andere taal dan de Nederlandse taal te schrijven in strijd is met het recht van vrijheid van meningsuiting en recht op betoging. Eisers stellen terecht dat het niet aan de burgemeester is om te bepalen in welke taal demonstranten zich uiten. Het verbod grijpt in op de uitdrukkingsvorm en daarmee op de inhoud van de demonstratie. Dit is in strijd met artikel 5, derde lid, van de Wom. De burgemeester had dit voorschrift dan ook niet mogen stellen. Het beroep is, voor zover gericht tegen dit voorschrift, gegrond en het bestreden besluit kan wat betreft dit voorschrift niet in stand blijven.
Voorschrift 12: Alle personen in de omgeving van de demonstratie mogen niet worden geïntimideerd
8. Eisers stellen dat dit voorschrift dusdanig breed is geformuleerd dat hier sprake is van een beperking van de inhoud van de demonstratie en dat is in strijd met artikel 5, derde lid, van de Wom. In het geval de rechtbank van oordeel zou zijn dat dit voorschrift niet op de inhoud ziet dan is het voorschrift volgens eisers in strijd met het demonstratierecht omdat het niet noodzakelijk is en ook niet proportioneel. Volgens eisers gaat er van het gedrag van de KOZP-demonstranten geen noodzaak uit om het voorschrift op te leggen. Het is niet nodig hen erop te wijzen dat zij, los van de vrijheid van meningsuiting, niet het recht hebben om de openbare orde te verstoren door bijvoorbeeld bedreigingen te uiten naar omstanders. Zij demonsteren al meer dan 10 jaar vreedzaam. Het zijn juist de KOZP-demonstranten die zijn geconfronteerd met intimiderende en bedreigende reacties van omstanders. Daarnaast is het in zijn algemeenheid onnodig om in een Wom-besluit te wijzen op de strafbaarheid van strafbare gedragingen.
8.1.
De burgemeester is in het bestreden besluit niet ingegaan op de bezwaargronden tegen dit voorschrift. De burgemeester heeft in het bestreden besluit overwogen dat het stellen van voorschriften en beperkingen bij de demonstratie een absolute noodzakelijkheid was, te meer omdat Extinction Rebellion (XR) had aangekondigd aan de demonstratie deel te nemen en daarbij had aangegeven ordeverstorende maatregelen niet te zullen schuwen. Er zou tijdens de demonstratie dus sprake zijn van het samengaan van twee groepen demonstranten, te weten KOZP en XR, waardoor niet langer duidelijk zou zijn welke groepering verantwoordelijk zou zijn voor eventuele wanordelijkheden. Ook heeft de burgemeester overwogen dat het primaire besluit onder grote druk tot stand is gekomen. Overleg met NLWB was lastig en bij de gemeente kwamen diverse signalen binnen dat groepjes zich gingen organiseren en zich zouden richten tegen de demonstranten. Deze informatie heeft de burgemeester ertoe doen besluiten de bestreden voorschriften/beperkingen op te leggen met als doel de demonstratie te allen tijde door te laten gaan. Hieraan heeft de burgemeester nog toegevoegd dat de gevolgen van demonstraties als deze voor de openbare orde en veiligheid algemeen bekend zijn en daarom geen nadere toelichting behoeven.
8.2.
De rechtbank volgt eisers niet in hun betoog dat dit voorschrift een beperking van de inhoud van de demonstratie is. Het voorschrift ziet namelijk niet op met de inhoud van de demonstratie verbonden gedrag van de KOZP-demonstranten. Maar de burgemeester mocht dit voorschrift niet opleggen. De burgemeester heeft zijn bevoegdheid tot het beperken van de demonstratie met dit voorschrift aangewend ter voorkoming van wanordelijkheden als bedoeld in artikel 2 van de Wom. Van een reële vrees voor wanordelijkheden veroorzaakt door intimidatie van omstanders door KOZP-demonstranten is niet gebleken. Er was namelijk geen enkele reden voor de burgemeester om aan te nemen dat de demonstranten tijdens de demonstratie omstanders zouden intimideren. De omstandigheid dat Extinction Rebellion Solidariteit had aangekondigd zich bij de demonstratie aan te sluiten, doet daar niets aan af. In de brief aan de burgemeester van Extinction Rebellion Solidariteit staat dat Extinction Rebellion Solidariteit in solidariteit met KOZP actie zal voeren tegen gemeenten die ondanks de uitgebreide maatschappelijke discussie Zwarte Piet faciliteren en dat zij dit doet met vreedzame disruptieve acties.
Het beroep is, voor zover gericht tegen dit voorschrift, gegrond en het bestreden besluit kan wat betreft dit voorschrift niet in stand blijven.
Voorschrift 13: Directe staking demonstratie bij dreiging wanordelijkheden
9. Eisers stellen dat het voorschrift dat de demonstratie direct beëindigd zal worden bij de dreiging van wanordelijkheden geen ruimte laat voor een situatie-specifieke noodzakelijkheids- en proportionaliteitstoets en dus niet in lijn is met het recht op betoging. Dat de gehele demonstratie gestaakt moet worden bij de enkele dreiging van wanordelijkheid gaat veel te ver. Een gepaste noodzakelijke en proportionele reactie kan alleen tijdens de demonstratie worden bepaald en niet vooraf, aldus eisers.
9.1.
In het bestreden besluit heeft de burgemeester niet (nader) gemotiveerd wat de noodzaak is om eisers op te leggen de demonstratie direct te beëindigen bij de dreiging van wanordelijkheden. In het verweerschrift stelt de burgemeester dat de demonstratie met het opnemen van dit voorschrift 13 niet is verboden of anderszins beperkt en dat het voorschrift alleen ziet op de situatie dat ernstige wanordelijkheden zich daadwerkelijk (zullen) voordoen. De burgemeester vindt dat het opnemen van het voorschrift alleszins redelijk was. Er kan volgens burgmeester niet voorbijgegaan worden aan het feit dat KOZP-demonstraties in het verleden op andere plaatsen tot ernstige wanordelijkheden hebben geleid en dat daarbij grote groepen jonge kinderen aanwezig waren. Deze feiten waren daarom van grote invloed in de beoordeling van de burgemeester en de totstandkoming van dit voorschrift.
9.2.
Ook wat dit voorschrift betreft, is de rechtbank van oordeel dat daarvoor geen rechtvaardiging is, nu er niet is voldaan aan het proportionaliteitsvereiste. Als bij een demonstratie wanordelijkheden worden verwacht, die worden veroorzaakt door anderen dan de demonstranten, mag de burgemeester de demonstratie niet beperken of verbieden zonder dat er sprake is van een bestuurlijke overmachtssituatie. Dat heeft de burgemeester echter wel gedaan door voorafgaand aan de demonstratie het voorschrift te stellen dat de KOPZ-demonstraten bij dreiging van wanordelijkheden de demonstratie moeten beëindigen. De omstandigheid dat de burgemeester de demonstratie heeft gefaciliteerd en KOPZ heeft kunnen demonstreren, doet daar niet aan af. Verder overweegt de rechtbank dat het aannemelijk is dat een dergelijk voorschrift een
chilling effectheeft op demonstranten.
Het beroep is, voor zover gericht tegen dit voorschrift, gegrond en het bestreden besluit kan wat betreft dit voorschrift niet in stand blijven.
Voorschriften 1, 2, 3, 5 (eerste zin), 8, 9 en de negen situaties waarin de politie zal optreden
10. De burgemeester heeft, naast de vijftien voorschriften die hij aan de demonstratie heeft gesteld, ook negen situaties opgenomen waarin de politie zal optreden. Deze heeft de burgemeester opgenomen onder het kopje ‘Openbare orde en veiligheid’. Daar staat dat de politie in ieder geval optreedt als er sprake is van:
Blokkades van wegen, openbare gebouwen;
Direct gevaar is voor personen/goederen;
Het door aard, omvang of tijdsduur van de actie op onaanvaardbare wijze schaden van de belangen van derden, zowel materieel als immaterieel;
Het gooien van brandbommen, stenen, hout, verf etc;
Meevoeren van voorwerpen waarbij er sprake is van zogenaamd ‘open vuur’, waaronder fakkels en soortgelijke voorwerpen;
Het plegen van strafbare feiten waarop voorlopige hechtenis is toegelaten;
Maatschappelijke onaanvaardbare zaken zoals discriminatoire uitlatingen, geschriften of afbeeldingen en racistische leuzen;
Meevoeren van voorwerpen die plegen te worden gebruikt of geschikt zijn om te worden gebruikt bij wanordelijkheden, zoals kettingen, knuppels, beschermende middelen, helm/bivakmuts en of andere vormen van gezichtsbedekkingen;
Het overtreden van een eventuele (nood)maatregel van de Burgemeester waaronder
noodbevel of noodverordening.
10.1.
Eisers betogen dat strafbare gedragingen al strafbaar zijn en om die reden niet apart in een Wom-besluit hoeven te staan. Als dergelijke voorschriften en beperkingen wel in een Wom-besluit worden opgenomen, gaat daar een
chilling effectvan uit. Deze voorschriften zijn volgens eisers niet noodzakelijk en disproportioneel.
10.2.
De burgemeester heeft zich in het verweerschrift op het standpunt gesteld dat hij op grond van artikel 2 van de Wom is samenhang met artikel 5, eerste lid, van de Wom bevoegd is om voorschriften en beperkingen te stellen die zien op het belang van de gezondheid, verkeer en het voorkomen en bestrijden van wanordelijkheden. De burgemeester vindt het niet disproportioneel en ook niet in strijd met de Wom om de demonstranten er vooraf op te wijzen dat de gedragingen niet zijn toegestaan. Dat van deze voorschriften een
chilling effectuitgaat en er zodoende een inbreuk wordt gemaakt op het demonstratierecht, vindt de burgemeester ongeloofwaardig. Er is hiermee op geen enkele wijze sprake van een inbreuk op het demonstratierecht. Op de zitting heeft de burgemeester nader toegelicht dat deze voorschriften en negen beschreven situaties informatief bedoeld zijn en bedoeld zijn om kaders te schetsen.
10.3.
De rechtbank stelt vast dat deze voorschriften en de negen beschreven situaties waarin de politie zal optreden, zien op kwesties die de openbare orde raken die op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening of het Wetboek van Strafrecht verboden zijn. Op basis van wat ter zitting is besproken, stelt de rechtbank ook vast dat de burgemeester deze voorschriften en situaties in het besluit heeft opgenomen met de bedoeling demonstranten te herinneren aan of te wijzen op algemene situaties waarin de politie zal ingrijpen. Uit het bestreden besluit blijkt dat echter niet. Kennelijk heeft de burgemeester het openbare orde kader willen schetsen. Dergelijke voorschriften en beperkingen zijn naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen voorschriften in de zin van artikel 5 van de Wom en horen daarom in deze vorm niet thuis in het besluit. Van het opnemen van deze voorschriften en het beschrijven van situaties waarin de politie zal optreden gaat een
chilling effectuit. Voor demonstranten is niet duidelijk wat de juridische grondslag is, waarop deze voorschriften zijn gebaseerd en wat het karakter en de strekking van deze voorschriften zijn. Bovendien is niet duidelijk aan wie deze voorschriften zijn gericht. De rechtbank komt tot het oordeel dat het stellen van deze voorschriften en het opnemen van de negen situaties waarin de politie zal optreden in strijd is met het rechtszekerheidsbeginsel. Daarom is het beroep, voor zover dat is gericht tegen deze voorschriften, gegrond en kan het bestreden besluit in zoverre niet in stand blijven.
Voorschrift 9: het niet toestaan van gezichtsbedekkende kleding
11. Eisers stellen dat een algemeen, ongemotiveerd verbod op gezichtsbedekkende kleding niet in lijn is met het demonstratierecht. Onder bepaalde omstandigheden kan een verbod op gezichtsbedekkende kleding een toegestane inbreuk vormen op het demonstratierecht, maar daarvoor moet op basis van de specifieke omstandigheden van het geval worden beoordeeld (en gemotiveerd) of een dergelijke inperking noodzakelijk en ook proportioneel is. Het is voor mensen belangrijk dat zij zich veilig voelen om zich bij de demonstratie aan te sluiten. Daarbij hoort volgens eisers ook dat zij de mogelijkheid moeten hebben om te protesteren zonder vrees voor herkenning en daarmee gepaard gaande blootstelling aan eventuele bedreigingen.
11.1.
Zoals hiervoor onder 8.1 is weergegeven, heeft de burgemeester zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat de gevolgen van demonstraties als deze voor de openbare orde en veiligheid algemeen bekend zijn en daarom geen nadere toelichting behoeven. In het verweerschrift heeft de burgemeester naar voren gebracht dat het voorkomen van herkenning naar zijn mening alleen relevant is, als het gaat om een persoon wiens gedrag een waarschijnlijke grond voor arrestatie vormt, en wanneer de gezichtsbedekking een duidelijk en aanwezig gevaar voor dreigend strafbaar gedrag creëert. Volgens de burgemeester is het voorkomen van herkenning ook relevant, als het gaat om een persoon wiens gedrag wanordelijkheden tot gevolg heeft, omdat hij onherkenbaar is. Dit voorschrift diende ervoor te zorgen dat personen geen helmen, bivakmutsen en/of andere gezichtsbedekkingen droegen om herkenning te voorkomen en als gevolg daarvan de openbare orde verstoren. Dit onderdeel van het bestreden besluit was noodzakelijk in het belang van het voorkomen van wanordelijkheden. Daarmee werd de veiligheid van zowel demonstranten als omstanders meer gewaarborgd. Het voorschrift is volgens de burgemeester dan ook niet onzorgvuldig of disproportioneel. Ook is er geen sprake van een inbreuk op het recht op betoging en de vrijheid van meningsuiting.
11.2.
De rechtbank stelt vast dat dit voorschrift een zekere overlap heeft met de in het bestreden besluit opgenomen situaties waarin de politie zal optreden. Eisers zijn het niet eens met het voorschrift voor zover het ziet op het niet toestaan van gezichtbedekkende kleding. De rechtbank overweegt dat een verbod op gezichtsbedekkende kleding op grond van artikel 5, derde lid, van de Wom mogelijk is als dit nodig is ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden, maar daarvoor is vereist dat het verbod noodzakelijk en proportioneel is. De rechtbank is van oordeel dat de burgemeester er niet in is geslaagd voldoende te motiveren waarom dit verbod in dit geval noodzakelijk en proportioneel is. De algemene motivering van de burgemeester is daarvoor onvoldoende. Dat dit voorschrift op advies van de politie is opgenomen, zoals de burgemeester op de zitting naar voren heeft gebracht, is daartoe ook niet genoeg. Dit betekent dat dit voorschrift niet voldoet aan de proportionaliteitseis. Daarmee is deze beperking van het demonstratierecht niet gerechtvaardigd en is het beroep ook wat betreft dit voorschrift gegrond en kan het bestreden besluit ook in zoverre niet in stand blijven.
12. De rechtbank komt tot de slotsom dat de burgemeester de door eisers bestreden voorschriften en beperkingen niet voorafgaand aan de demonstratie had mogen opleggen. De rechtbank heeft kennis genomen van de verklaring van de burgemeester dat hij veel in het werk heeft gesteld om de demonstratie toch mogelijk te maken, terwijl in veel plaatsen demonstraties tijdens Sinterklaasintochten waren verboden. De burgemeester heeft eisers gefaciliteerd om te kunnen demonstreren en personen geweerd uit De Lier van wie bekend was dat zij de demonstratie wilden verstoren. De rechtbank overweegt dat deze maatregelen waardering verdienen, maar zij zijn in lijn met de regels die voor de burgemeester voortvloeien uit het betogingsrecht en leiden niet tot een ander oordeel.

Conclusie en gevolgen

13. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit moet daarom worden vernietigd.
14. Omdat de besluitvorming ziet op een periode uit het verleden en de rechtbank ervan uitgaat dat verweerder geen andere feiten of omstandigheden uit het verleden aan de besluitvorming ten grondslag kan leggen om het motiveringsgebrek te herstellen, ziet de rechtbank af van de toepassing van een bestuurlijke lus. De rechtbank zal op grond van artikel 8:72, derde lid, onder b, van de Algemene wet bestuursrecht zelf in de zaak voorzien, door het primaire besluit te herroepen voor wat betreft de voorschriften 1, 2, 3, 5, 9, 12 en 13, en de negen situaties waarin de politie zal optreden, en door te bepalen dat deze uitspraak in de plaats komt van het vernietigde besluit. Dat betekent dat de demonstratie van eisers op 18 december 2023 niet mocht worden beperkt op de wijze zoals de burgemeester dat heeft gedaan. Deze uitspraak heeft niet zonder meer tot gevolg dat aan demonstraties van eisers in het vervolg geen beperkingen mogen worden verbonden. De burgemeester zal in geval van een nieuwe aanmelding van een demonstratie wel beter dan in deze zaak moeten motiveren waarom het op dat moment en in dat geval noodzakelijk is om, in verband met vrees voor wanordelijkheden, eventuele voorschriften en beperkingen aan de demonstratie te kunnen verbinden.
15. Omdat het beroep gegrond is, moet de burgemeester het griffierecht aan eisers vergoeden en krijgen eisers ook een vergoeding van hun proceskosten. De burgemeester moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 3.108,- omdat de gemachtigde van eisers een bezwaarschrift heeft ingediend (€ 647,-), aan de hoorzitting van de Commissie bezwaarschriften heeft deelgenomen (€ 647,-), een beroepschrift heeft ingediend (€ 907,-) en aan de zitting heeft deelgenomen (€ 907,-). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 17 juli 2024;
- herroept het besluit van 17 november 2024 voor wat betreft de voorschriften 1, 2, 3, 5, 9, 12 en 13, en de negen situaties waarin de politie zal optreden;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van het vernietigde besluit;
- bepaalt dat de burgemeester het griffierecht van € 371,- aan eisers moet vergoeden;
- veroordeelt de burgemeester tot betaling van € 3.108,-,- aan proceskosten aan eisers.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, voorzitter, en mr. E.K.S. Mollen en
mr. A. Drahmann, leden, in aanwezigheid van Y.E. de Loos, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 april 2025.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en fundamentele vrijheden
Artikel 11 Vrijheid van vergadering en vereniging
1. Eenieder heeft recht op vrijheid van vreedzame vergadering en op vrijheid van vereniging, met inbegrip van het recht met anderen vakverenigingen op te richten en zich bij vakverenigingen aan te sluiten voor de bescherming van zijn belangen.
2. De uitoefening van deze rechten mag aan geen andere beperkingen worden onderworpen dan die, die bij de wet zijn voorzien en die in een democratische samenleving noodzakelijk zijn in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, voor de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen. Dit artikel verbiedt niet dat rechtmatige beperkingen worden gesteld aan de uitoefening van deze rechten door leden van de krijgsmacht, van de politie of van het ambtelijk apparaat van de Staat.
Artikel 13 Recht op een daadwerkelijk rechtsmiddel
Eenieder wiens rechten en vrijheden die in dit Verdrag zijn vermeld, zijn geschonden, heeft recht op een daadwerkelijk rechtsmiddel voor een nationale instantie, ook indien deze schending is begaan door personen in de uitoefening van hun ambtelijke functie.
Grondwet
Artikel 9
1. Het recht tot vergadering en betoging wordt erkend, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet.
2. De wet kan regels stellen ter bescherming van de gezondheid, in het belang van het verkeer en ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden.
Wet openbare manifestaties
Artikel 2
De bij of krachtens de bepalingen uit deze paragraaf aan overheidsorganen gegeven bevoegdheden tot beperking van het recht tot het belijden van godsdienst of levensovertuiging en het recht tot vergadering en betoging, kunnen slechts worden aangewend ter bescherming van de gezondheid, in het belang van het verkeer en ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden.
Artikel 5
1. De burgemeester kan naar aanleiding van een kennisgeving voorschriften en beperkingen stellen of een verbod geven.
2. Een verbod kan slechts worden gegeven indien:
a. de vereiste kennisgeving niet tijdig is gedaan,
b. de vereiste gegevens niet tijdig zijn verstrekt:
c. een van de in artikel 2 genoemde belangen dat vordert.
3. Een voorschrift, beperking of verbod kan geen betrekking hebben op de inhoud van hetgeen wordt beleden, onderscheidenlijk van de te openbaren gedachten of gevoelens.

Voetnoten

1.Wet openbare manifestaties.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 9 oktober 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3382.
3.Uitspraak van de Afdeling van 6 november 2024, ECLI:NL:RVS:2024:4479.
4.Artikel 11, eerste lid, van het EVRM en artikel 9, eerste lid, van de Grondwet.
5.Op grond van artikel 9, tweede lid, van de Grondwet.
6.Zie onder andere de uitspraak van de Afdeling van 20 mei 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1569.
7.Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
8.Zie bijvoorbeeld het arrest van het EHRM van 20 februari 2003, 20652/92, ECLI:CE:ECHR:2003:0220JUD002065292 (Djavit An/Turkije), punt 56-57.
9.Arresten van 5 januari 2016, ECLI:CE:ECHR:2016:0105JUD007456812 (Frumkin/Rusland), punt 96, 15 oktober 2015, ECLI:CE:ECHR:2015:1015JUD003755305 (Kudrevičius en anderen/Litouwen), punt 159 en 160, en 5 december 2006, ECLI:CE:ECHR:2006:1205JUD007455201 (Oya Ataman/Turkije), punt 39.
10.Zie het hiervoor vermelde arrest van 15 oktober 2015, punt 159, en het arrest van 24 maart 2011, ECLI:CE:ECHR:2011:0324JUD002345802 (Giuliani en Gaggio/Italië), punt 251.
11.Arrest van 21 juni 1988, ECLI:CE:ECHR:1988:0621JUD001012682 (Affaire Plattform “Ärzte für das Leben/Oostenrijk).
12.Zie onder andere de uitspraak van de Afdeling van 20 mei 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1569.