ECLI:NL:RBDHA:2025:7186
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- A.S. Gaastra
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige bewaring en schadevergoeding in vreemdelingenrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 april 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring opgelegd aan eiser door de minister van Asiel en Migratie. De maatregel van bewaring was gebaseerd op artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft tegen deze maatregel beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding moet worden aangemerkt. Tijdens de zitting op 22 april 2025, die via een beeldverbinding plaatsvond, heeft de rechtbank vastgesteld dat de grondslag van de maatregel van bewaring onduidelijk was aangegeven. De minister had in de maatregel de c-grond aangekruist, maar tijdens de zitting werd aangegeven dat dit een kennelijke verschrijving was en dat de a- en b-grond van toepassing waren. De rechtbank oordeelde dat de maatregel van bewaring onrechtmatig was, omdat de wettelijke grondslag niet duidelijk was aangegeven. Dit maakte de bewaring onrechtmatig vanaf het moment van opleggen. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en de opheffing van de maatregel van bewaring bevolen met ingang van 25 april 2025. Tevens heeft de rechtbank een schadevergoeding van € 2.600,- toegekend aan eiser voor de onrechtmatige vrijheidsontneming en de minister veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 1.814,00.