In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, gaat het om een beroep dat eiser heeft ingediend tegen de minister van Asiel en Migratie. Eiser had op 4 mei 2023 een asielaanvraag ingediend, maar de minister heeft niet tijdig beslist. De rechtbank oordeelt dat de minister uiterlijk binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag moet beslissen, maar deze termijn is met negen maanden verlengd, waardoor de termijn is verstreken. Eiser heeft de minister verzocht om alsnog binnen twee weken te beslissen, maar dit is niet gebeurd, waarna eiser beroep heeft ingesteld.
De rechtbank verklaart het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond. De minister wordt opgedragen om alsnog een besluit te nemen op de aanvraag, waarbij rekening moet worden gehouden met het ‘8+8 wekenmodel’. Aangezien de bovengrens van 21 maanden is overschreden, legt de rechtbank een kortere beslistermijn op van vier weken, te rekenen vanaf de bekendmaking van de uitspraak. Indien de minister niet binnen deze termijn beslist, moet zij een dwangsom van € 100,- per dag betalen, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast moet de minister de proceskosten van eiser vergoeden, vastgesteld op € 453,50. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.