In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, gaat het om een beroep dat eiser heeft ingediend tegen de minister van Asiel en Migratie. Eiser stelt dat de minister niet tijdig heeft beslist op zijn opvolgende asielaanvraag, ingediend op 23 februari 2022. De rechtbank heeft eerder, op 10 augustus 2023, een beroep van eiser tegen een afwijzing van zijn asielaanvraag gegrond verklaard en de minister een termijn van twaalf weken gegeven om een nieuw besluit te nemen. Deze termijn is inmiddels verstreken, en eiser heeft de minister verzocht om alsnog binnen twee weken te beslissen, wat niet is gebeurd. Hierdoor heeft eiser beroep ingesteld.
De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond is. De minister wordt opgedragen om alsnog binnen vier weken na de bekendmaking van deze uitspraak een besluit te nemen op de aanvraag. De rechtbank legt een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de minister de beslistermijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast moet de minister de proceskosten van eiser vergoeden, vastgesteld op € 453,50. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en is gedaan door rechter A.G.D. Overmars, in aanwezigheid van griffier M.A. Postma.