In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 30 april 2025, gaat het om een beroep dat eiser heeft ingediend tegen de minister van Asiel en Migratie. Eiser had op 20 mei 2023 een asielaanvraag ingediend, maar de minister heeft niet binnen de wettelijk vereiste termijn van zes maanden beslist. De minister heeft deze termijn met negen maanden verlengd, maar ook na het verstrijken van deze termijn heeft eiser geen besluit ontvangen. Eiser heeft de minister verzocht om binnen twee weken alsnog te beslissen, maar dit verzoek is genegeerd, wat heeft geleid tot het indienen van beroep.
De rechtbank heeft het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond verklaard. De rechtbank oordeelt dat de minister alsnog een besluit moet nemen op de aanvraag, waarbij rekening moet worden gehouden met het ‘8+8 wekenmodel’. Aangezien de beslistermijn van 21 maanden is overschreden, legt de rechtbank een kortere beslistermijn op van acht weken, te rekenen vanaf de bekendmaking van de uitspraak. Indien de minister deze termijn overschrijdt, moet zij een dwangsom van € 100,- per dag betalen, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast moet de minister de proceskosten van eiser vergoeden, vastgesteld op € 453,50.
De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, in aanwezigheid van griffier M.A. Postma, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Eiser heeft het recht om binnen zes weken na de bekendmaking van de uitspraak een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak.