ECLI:NL:RBDHA:2025:7326

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 april 2025
Publicatiedatum
30 april 2025
Zaaknummer
25.10659
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, gaat het om een beroep dat eiseres heeft ingediend tegen de minister van Asiel en Migratie. Eiseres had op 28 juni 2022 een asielaanvraag ingediend, maar de minister heeft niet tijdig beslist. De rechtbank heeft eerder, op 4 april 2024, het beroep van eiseres gegrond verklaard en de minister opgedragen om binnen twaalf weken een nieuw besluit te nemen. Echter, op 6 maart 2025, na het verstrijken van deze termijn, heeft eiseres opnieuw beroep aangetekend. De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond is. De minister moet nu binnen vier weken na de uitspraak een besluit nemen op de aanvraag. Indien de minister deze termijn overschrijdt, moet hij een dwangsom van € 100,- per dag betalen, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast moet de minister de proceskosten van eiseres vergoeden, vastgesteld op € 453,50. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, in aanwezigheid van griffier M.A. Postma, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.10659

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiseres,

V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. T. Bruinsma),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Inleiding

1. Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingediend omdat de minister niet op tijd zou hebben beslist op de asielaanvraag van 28 juni 2022.
1.1.
De rechtbank doet uitspraak zonder zitting. [1]

Beoordeling door de rechtbank

Is het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond?
2. Deze rechtbank en zittingsplaats heeft bij uitspraak van 4 april 2024 het beroep van eiseres tegen het besluit van de minister van 16 januari 2024, waarin de aanvraag van eiseres van 28 juni 2022 is afgewezen als kennelijk ongegrond, gegrond verklaard (NL23.33568). De minister is daarbij opgedragen om binnen een termijn van twaalf weken een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van 28 juni 2022. Op 6 maart 2025, dus na het verstrijken van die termijn, heeft eiseres onderhavig beroep ingediend.
3. Het beroep is ontvankelijk en kennelijk gegrond.

Welke beslistermijn legt de rechtbank de minister op?

4. De minister moet alsnog een besluit nemen op de aanvraag. [2] De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft geoordeeld dat bij het bepalen van een nieuwe beslistermijn rekening moet worden gehouden met het ‘8+8 wekenmodel’. [3]
5. De rechtbank oordeelt dat in de gevallen waarin, zoals hier, de bovengrens van 21 maanden [4] is overschreden een kortere beslistermijn passend is. Dit betekent dat de minister in principe binnen een termijn van acht weken een besluit moet nemen. In dit geval heeft op 17 september 2024 een aanvullend gehoor plaatsgevonden. Dit betekent dat de minister binnen een termijn van vier weken een besluit moet nemen, die begint op de dag na het bekendmaken van deze uitspraak.
Welke dwangsom legt de rechtbank op?
6. De rechtbank legt alleen een rechterlijke dwangsom op. [5]
7. De rechtbank bepaalt in deze zaak dat, als de minister niet binnen de door de rechtbank opgelegde termijn een besluit op de aanvraag neemt, de minister een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. [6]

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is kennelijk gegrond. Dat betekent dat eiseres gelijk krijgt en de minister vier weken de tijd krijgt om alsnog een besluit te nemen. Doet de minister dat niet, dan is zij aan eiseres een dwangsom verschuldigd.
9. De minister moet de door eiseres gemaakte proceskosten vergoeden. Deze kosten stelt de rechtbank vast op € 453,50. [7]

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt de minister op om binnen vier weken na de dag van het bekendmaken van deze uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken;
  • bepaalt dat de minister aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee zij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 453,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van M.A. Postma, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 8:72, vierde lid, aanhef en onder b, van de Awb.
4.Artikel 31, vijfde lid, van de Procedurerichtlijn.
6.Artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb.
7.Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door de gemachtigde verleende rechtsbijstand, waarbij 1 punt is gerekend voor het indienen van het beroepsschrift met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor van 0,5.