ECLI:NL:RBDHA:2025:7549

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 maart 2025
Publicatiedatum
2 mei 2025
Zaaknummer
24/3326
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening en terugvordering van bijstandsuitkering in verband met verblijf in het buitenland

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de herziening en terugvordering van hun bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet (Pw). Eisers, een echtpaar met zes kinderen, hebben sinds 1 januari 2023 een bijstandsuitkering naar de norm voor gehuwden. Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag heeft de bijstandsuitkering herzien en teruggevorderd omdat eisers langer dan de toegestane periode van 28 dagen in het buitenland verbleven. De rechtbank heeft vastgesteld dat eisers van 3 september 2023 tot en met 26 september 2023 in Gaza verbleven, zonder dit tijdig te melden. Het college heeft een bedrag van € 1.430,06 teruggevorderd. Eisers hebben bezwaar gemaakt tegen de besluiten van het college, maar de rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelt dat er geen acute noodsituatie was die het college verplichtte om bijstand te verlenen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de terugvordering niet onaanvaardbare gevolgen heeft voor eisers, ondanks hun financiële situatie. De rechtbank heeft de herziening en terugvordering van de bijstandsuitkering bevestigd, en eisers krijgen geen vergoeding van hun proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/3326

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 maart 2025 in de zaak tussen

[eiser] en [eiseres] , uit [woonplaats] , eisers

(gemachtigde: mr. A. Roozdar),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, het college

(gemachtigde: A. Salman-Goleli).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de herziening en terugvorderingen van hun bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet (Pw).
1.1.
Met het besluit van 16 oktober 2023 (het primaire besluit 1) heeft het college de bijstandsuitkering van eisers herzien en teruggevorderd van 3 september 2023 tot en met 26 september 2023 omdat zij langer dan de toegestane periode van 28 dagen in het buitenland verbleven, en van 27 september 2023 tot en met 30 september 2023 omdat de alleenstaande norm van toepassing is. Het college heeft een bedrag van € 1.430,06 teruggevorderd.
1.2.
Met de uitkeringsspecificatie van 28 oktober 2023 (het primaire besluit 2) is aan eisers bekendgemaakt dat over de maand oktober 2023 de norm van een alleenstaande van toepassing is.
1.3.
Met het besluit van 23 november 2023 (het primaire besluit 3) heeft het college met ingang van 27 september 2023 de bijstandsuitkering van eisers gewijzigd naar de norm van een alleenstaande. Met het besluit van 19 december 2023 (het correctiebesluit) heeft het college per 7 oktober 2023 een bijstandsuitkering toegekend naar de norm voor gehuwden.
1.4.
Eisers hebben bezwaar gemaakt tegen de primaire besluiten. Met het besluit van 26 februari 2024 (het bestreden besluit) heeft het college:
- het bezwaar tegen primair besluit 1 ongegrond verklaard;
- het bezwaar tegen primair besluit 2 gegrond verklaard, in zoverre dat voor de periode van 7 oktober 2023 tot en met 31 oktober 2023 de gehuwdennorm van toepassing is;
- het bezwaar tegen primair besluit 3 gegrond verklaard, in zoverre dat over de periode van 7 oktober 2023 tot en met 31 oktober 2023 de gehuwdennorm van toepassing is. Voor de periode van 1 oktober 2023 tot met 6 oktober 2023 blijft de alleenstaande norm van toepassing.
1.5.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.6.
De rechtbank heeft het beroep op 24 januari 2025 op zitting behandeld. Hierbij waren [eiser] , T. Buyukasik (tolk), de gemachtigde van eisers en de gemachtigde van het college aanwezig.

Totstandkoming van het bestreden besluit

2. Eisers ontvangen sinds 1 januari 2023 een bijstandsuitkering naar de norm voor gehuwden. Op 11 september 2023 heeft de casemanager arbeidsontwikkeling via de mail contact gezocht met eisers om een afspraak te maken. Met de e-mail van 11 september 2023 heeft dhr. [eiser] laten weten dat hij een operatie heeft gehad aan zijn tanden waardoor hij twee weken rust nodig heeft. De eerst volgende mogelijkheid voor een afspraak is 27 september 2023. De consulent heeft op 15 september 2023 contact opgenomen met de afdeling intensieve begeleiding met de melding dat eisers voor vier weken op vakantie zouden gaan, maar dit tegen haar advies in niet op de juiste wijze hebben gemeld. Dhr. [eiser] is zonder bericht niet verschenen op het gesprek op 25 september 2023.
2.1.
Op 10 oktober 2023 heeft het college de bijstandsuitkering van eisers tijdelijk stopgezet. Op 12 oktober 2023 heeft dhr. [eiser] telefonisch contact opgenomen. Op 16 oktober 2023 heeft er een gesprek plaatsgevonden. Dhr. [eiser] heeft vliegtickets overgelegd waaruit blijkt dat eisers en hun kinderen een enkele vliegreis naar Egypte hadden op 5 augustus 2023. Dhr. [eiser] heeft verklaard vanuit daar te zijn doorgereisd naar Gaza. Vervolgens heeft hij op 10 september 2023 een retourticket voor zichzelf gekocht om op 26 september 2023 terug te vliegen naar Nederland. Zijn gezin is achtergebleven in Gaza. Mw. [eiseres] en hun kinderen zijn vanaf 24 november 2023 terug in Nederland.
2.2.
Dit heeft geleid tot de onder 1.1 tot 1.4. genoemde besluitvorming.
2.3.
Met de beslissing op bezwaar heeft het college de bezwaren van eisers gedeeltelijk gegrond verklaard. Het college heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat eisers van 3 september 2023 tot en met 26 september 2023 langer dan de wettelijk toegestane periode van 28 dagen in het buitenland verbleven. Over deze periode bestaat daarom geen recht op bijstand. Er zijn geen zeer dringende redenen die maken dat het college alsnog tot bijstandsverlening over moet gaan. De gevolgen van de terugvordering zijn volgens het college niet onevenredig ten opzichte van het met deze terugvordering beoogde doel.
2.4.
Omdat dhr. [eiser] vanaf 26 september 2023 weer in Nederland is, heeft het college over de periode van 27 september 2023 tot en met 30 september 2023 en de periode van 1 oktober 2023 tot en met 6 oktober 2023 bijstand toegekend naar de norm van een alleenstaande. Mw. [eiseres] is voor deze periode uitgesloten van bijstand omdat zij buiten Nederland verbleef. Ook over deze periode is volgens het college geen sprake van zeer dringende redenen die maken dat mw. [eiseres] voor bijstand in aanmerking komt. Het te veel aan ontvangen bijstand over deze periode is teruggevorderd. De gevolgen van de terugvordering zijn volgens het college niet onevenredig ten opzichte van het met deze terugvordering beoogde doel. Ondanks het feit dat eisers geen acute noodsituatie hebben aangetoond, heeft het college in de gebeurtenissen vanaf 7 oktober 2023 aanleiding gezien om bijstand naar de gehuwdennorm te verstrekken, omdat Gaza per die datum hermetisch afgesloten was waardoor het feitelijk onmogelijk was voor mw. [eiseres] om terug te keren naar Nederland.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de herziening en terugvordering van de bijstandsuitkering. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
4. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Wat vinden eisers?
4.1.
Eisers voeren aan dat het college ten onrechte hun bijstandsuitkering heeft herzien en teruggevorderd. Eisers bevonden zich namelijk in een acute noodsituatie waardoor het niet mogelijk was om binnen 28 dagen terug te keren naar Nederland. Eisers zijn op 5 augustus 2023 naar Egypte gereisd van daaruit door te reizen naar Gaza voor familiebezoek. Echter ondervonden zij onverwachts problemen met het regelen van de uitreis omdat er lange wachttijden waren. Het is dhr. [eiser] gelukt om op 24 september 2023 Gaza uit te reizen, maar hij moest noodgedwongen zijn gezin achterlaten. Vanwege de lange wachtlijsten heeft de rest van zijn gezin – ondanks hun inspanningen – nog enige tijd in Gaza moeten verblijven. Vanaf 7 oktober 2023 was het vanwege de oorlog onmogelijk om Gaza uit te reizen. Gelet hierop was er sprake van een acute noodsituatie. Daarnaast voeren eisers aan dat er dringende redenen zijn om van de terugvordering af te zien, omdat zij niet uit vrije wil langer dan vier weken in Gaza zijn gebleven. Daarnaast heeft de terugvordering zeer nadelige gevolgen. Eisers hebben zes minderjarige kinderen, hoge woonlasten en veel schulden. Door de terugvordering zal hun maandelijks inkomen onder het bestaansminimum komen.
Wat oordeelt de rechtbank?
5. Tussen partijen is niet in geschil dat eisers vanaf 3 september 2023 langer dan de toegestane periode van 28 dagen in het buitenland verbleven. Zij hebben hier geen melding van gemaakt.
5.1.
Op grond van artikel 13, eerste lid, aanhef en onder e, van de Pw bestaat er geen recht op bijstand bij een langer verblijf dan 28 dagen per kalenderjaar buiten Nederland.
Het college was daarom in beginsel gehouden om op basis van artikel 54, derde lid, van de Pw de uitkering van eisers te herzien in de periode van 3 september 2023 tot en met 26 september 2023 en de bijstandsnorm te wijzigen naar die van een alleenstaande over de periode van 27 september 2023 tot en met 6 oktober 2023.
5.2.
Het geschil spitst zich toe op de vraag of er over de periode van 3 september 2023 tot en met 6 oktober 2023 sprake was van zeer dringende redenen op grond waarvan het college tot bijstandsverlening had moeten overgaan, dan wel bijstand naar de norm van een gezin had moeten toekennen.
5.3.
Het college kan aan een persoon die op grond van artikel 13 van de Pw geen recht op bijstand heeft, toch bijstand verlenen als zeer dringende redenen dat noodzakelijk maken. Deze uitzonderingsmogelijkheid staat in artikel 16, eerste lid van de Pw. Zeer dringende redenen als bedoeld in deze bepaling doen zich voor als er een acute noodsituatie is en de behoeftige omstandigheden waarin de betrokkene verkeert op geen enkele andere wijze te verhelpen zijn, zodat het verlenen van bijstand onvermijdelijk is. Dit is vaste rechtspraak. [1] Een acute noodsituatie kan zich bijvoorbeeld voordoen als een situatie levensbedreigend is of als blijvend ernstig geestelijk of lichamelijk letsel of invaliditeit daarvan het gevolg kan zijn. Een acute noodsituatie doet zich voor als het niet verlenen van bijstand voor de betrokkene tot ernstige gevolgen leidt, met name voor diens gezondheid. De wetgever heeft bij het begrip ‘zeer dringende redenen’ gedacht aan een extreme situatie en heeft nadrukkelijk niet beoogd een algemene ontsnappingsclausule te bieden. Daarom moet het gaan om een schrijnende situatie waarvan het evident is dat weigering van bijstand zonder meer onaanvaardbaar is. [2]
5.4.
Wat betreft de periode van 3 september 2023 tot en met 26 september 2023 hebben eisers niet aannemelijk gemaakt dat zij zich in een acute noodsituatie bevonden zoals hierboven omschreven. De door eisers aangevoerde omstandigheden wijzen op een mogelijke situatie van overmacht, maar leveren niet een dergelijke acute noodsituatie op. Nog los van de omstandigheid dat eisers het een en ander naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende hebben onderbouwd, vormt dit bovendien enkel de reden waarom zij niet eerder konden terugkeren naar Nederland. [3] Niet gesteld, noch is de rechtbank gebleken, dat zij in Gaza in behoeftige omstandigheden verkeerde die alleen met het verlenen van bijstand kon worden verholpen. Bovendien is niet aannemelijk gemaakt dat het niet verlenen van bijstand over deze periode voor eisers tot ernstige gevolgen leidt. Ook voor de periode van 27 september 2023 tot en met 6 oktober 2023 is niet aannemelijk geworden dat mw. [eiseres] zich in Gaza in een acute noodsituatie bevond. Hoewel de rechtbank inziet dat het voor mw. [eiseres] en hun kinderen, met name na 7 oktober 2023, een moeilijke periode was, is niet gebleken dat zij in Gaza in behoeftige omstandigheden verkeerde die alleen met het verlenen van bijstand kon worden verholpen.
5.5.
Voor zover eisers in hun aanvullende beroepsgronden aanvoeren dat het college bij de beoordeling van de periode na 7 oktober 2023 een soepelere toetsingsmaatstaf hanteert dan bij de periode daarvoor en dat niet is gemotiveerd waar dit verschil op gebaseerd is, slaagt dit betoog niet. Zoals reeds uit het besluit van 19 december 2023 en het verweerschrift volgt, heeft het college gelet op het ontstaan van een oorlogssituatie in Gaza op 7 oktober 2023 uit coulance per die datum bijstand naar de gehuwdennorm verstrekt, ondanks dat niet aan de voorwaarden van artikel 16, eerste lid, van de Pw is voldaan. Het college heeft aangenomen dat per 7 oktober 2023 mw. [eiseres] de intentie had om te vertrekken vanwege de oorlogssituatie en dat het haar niet te verwijten valt dat dit niet lukte. Daarbij heeft het college in aanmerking genomen dat per die datum Gaza hermetisch afgesloten was waardoor het onmogelijk was om dit gebied te verlaten. Gelet op deze motivering is het de rechtbank niet gebleken dat het besluit in strijd met het motiveringsbeginsel en het verbod op willekeur tot stand is gekomen.
6. Eisers stellen zich op het standpunt dat het college op de verkeerde gronden een toetsing aan het evenredigheidsbeginsel achterwege heeft gelaten. Eisers voeren daartoe aan dat toetsing van een wet in formele zin aan het evenredigheidsbeginsel mogelijk is in de vorm van een ‘
contra legem’-toepassing
6.1.
De rechtbank volgt eisers hierin niet. In het bestreden besluit heeft het college zich terecht op het standpunt gesteld dat de herziening en terugvordering van de bijstand berusten op een gebonden bevoegdheid met een grondslag in een wet in formele zin, waardoor toetsing aan het evenredigheidsbeginsel niet mogelijk is. Toepassing van een bepaling uit een wet in formele zin kan alleen achterwege blijven als sprake is van bijzondere omstandigheden die niet of niet ten volle zijn verdisconteerd in de afweging van de wetgever. Dan kan aanleiding bestaan om tot een andere uitkomst te komen dan waartoe toepassing van de wettelijke bepaling leidt. Dat is het geval indien die niet verdisconteerde bijzondere omstandigheden de toepassing van de wettelijke bepaling zozeer in strijd doen zijn met algemene rechtsbeginselen of (ander) ongeschreven recht dat die toepassing achterwege moet blijven. Dit wordt ‘
contra legem’-toepassing van het evenredigheidsbeginsel genoemd. [4] Eisers hebben in het kader van de herziening geen bijzondere omstandigheden genoemd die niet of niet ten volle zijn verdisconteerd in de afweging van de wetgever bij de invoering van de in artikel 54, derde lid van de Pw opgenomen verplichting en die kunnen leiden tot gevolgen die niet stroken met wat de wetgever kan hebben bedoeld en voorzien. De rechtbank ziet daarom niet in dat het bestreden besluit een gebrek bevat.
7. Voor zover eisers aanvoeren dat er sprake is van dringende redenen om van de terugvordering af te zien, als bedoeld in artikel 58, achtste lid, van de Pw slaagt deze beroepsgrond evenmin.
7.1.
Dringende redenen als bedoeld in artikel 58, achtste lid, van de Pw doen zich alleen voor als de terugvordering onaanvaardbare sociale en/of financiële gevolgen voor eisers heeft. Het moet dan gaan om gevallen waarin iets bijzonders en uitzonderlijks aan de hand is. In die gevallen zal een individuele afweging van alle relevante omstandigheden moeten plaatsvinden. Degene die zich beroepen op dringende redenen, in dit geval eisers, moeten die redenen aannemelijk maken.
7.2.
Eisers zijn hier niet in geslaagd. Voor zover zij aanvoeren dat zij een groot gezin vormen dat afhankelijk is van de bijstand waardoor de financiële gevolgen van de terugvordering, in combinatie met de schulden die zij reeds hebben, ingrijpend zal zijn, kan niet worden gesproken van een uitzonderlijke situatie. Daarbij is van betekenis dat een besluit tot terugvordering pas financiële gevolgen heeft bij de invordering. Eisers hebben bij de invordering als schuldenaar de bescherming van de regels over de beslagvrije voet die zijn neergelegd in de artikelen 475b tot en met 475e van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eisers geen gelijk krijgen. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.C. Bannink, rechter, in aanwezigheid van mr. F. Leichel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 7 maart 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 10 december 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:2377
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 13 juni 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:985.
3.Zie de uitspraak van de CRvB van 27 juni 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1192.
4.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 1 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:772.