In deze zaak heeft eiser, woonachtig in Den Haag, beroep ingesteld tegen de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, waarbij zijn aanvraag om bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet werd afgewezen en een eerder verstrekt voorschot van € 1.400,- werd teruggevorderd. De rechtbank heeft op 7 maart 2025 uitspraak gedaan in deze enkelvoudige kamer. Eiser had op 15 maart 2022 een bijstandsuitkering aangevraagd, maar verweerder heeft deze aanvraag afgewezen op basis van onvoldoende medewerking van eiser en onduidelijkheid over zijn woon- en leefsituatie. Eiser was niet verschenen op een uitnodiging voor een gesprek, wat verweerder als een schending van de medewerkingsverplichting beschouwde. De rechtbank oordeelde echter dat eiser niet verweten kon worden dat hij niet op het gesprek was verschenen, omdat de uitnodiging te kort voor de afspraak was bezorgd. De rechtbank concludeerde dat het onderzoek van verweerder onvoldoende was om de afwijzing van de aanvraag en de terugvordering te rechtvaardigen. De rechtbank heeft de bestreden besluiten vernietigd en verweerder opgedragen nieuwe besluiten te nemen, waarbij ook het griffierecht en proceskosten aan eiser moeten worden vergoed.