In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de minister van Asiel en Migratie omdat deze niet tijdig heeft beslist op de asielaanvraag van 30 december 2023. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister de beslistermijn met negen maanden heeft verlengd, maar deze termijn is inmiddels verstreken. Eiser heeft de minister verzocht om binnen twee weken te beslissen, maar dit verzoek is genegeerd, wat heeft geleid tot het indienen van het beroep. De rechtbank heeft het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond verklaard.
De rechtbank legt de minister op om binnen zestien weken na de uitspraak een besluit te nemen op de aanvraag, rekening houdend met het ‘8+8 wekenmodel’ dat door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is vastgesteld. Indien de minister deze termijn overschrijdt, is zij een dwangsom van € 100,- per dag verschuldigd, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast moet de minister de proceskosten van eiser vergoeden, vastgesteld op € 453,50.
De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Eiser heeft het recht om binnen zes weken na de bekendmaking van de uitspraak een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak.