2.1.Na een lange revalidatie namen de pijnklachten van eiser in zijn rug af en heeft hij tot 2018 goed kunnen functioneren met beperkingen en pijn. Vanaf dat jaar kwamen de pijnklachten echter weer terug, waarbij eiser ernstige belemmeringen ervaart bij zware belasting, lang staan en ver lopen. Uitgebreide medische analyse bij verschillende medische instanties wees uit dat sprake was van slijtage van de wervels boven het niveau waar de rugwervels zijn vastgezet. Behandeling met infiltraties en therapie gaven enige verlichting, maar de ernstige belemmeringen bleven onveranderd. Ondanks deze behandelingen namen de klachten en belemmeringen vanaf 2022 weer toe. Tegen die achtergrond heeft eiser verweerder op 8 juni 2022 verzocht om toekenning van een hogere MIP.
Wat heeft verweerder besloten?
3. Naar aanleiding van het verzoek van eiser heeft een nieuw verzekeringskundig onderzoek plaatsgevonden. Op basis van bevindingen van orthopedisch chirurg [naam 1] heeft verzekeringsarts [naam 2] in de geneeskundige rapportage van 19 juli 2023 geconcludeerd dat er geen aanleiding bestaat om de eerder vastgestelde totale mate van invaliditeit van 10% voor beide dienstverbandaandoeningen te verhogen. Met het primaire besluit heeft verweerder deze conclusie uit het rapport gevolgd en het verzoek van eiser om toekenning van een hogere MIP afgewezen.
4. Eiser heeft tegen het primaire besluit bezwaar aangetekend en zich tot orthopedisch chirurg [naam 3] gewend voor een second opinion. Deze heeft eiser op 7 december 2023 onderzocht. Uit de bevindingen van dit onderzoek heeft [naam 3] geconcludeerd dat het aannemelijk is dat de huidige rugklachten van eiser op zijn minst deels voortkomen uit de in het verleden verrichte spondylodese en dus een relatie hebben met het dienstongeval. Bekend is namelijk dat na een spondylodese omliggende segmenten (versneld) degeneratieve afwijkingen kunnen ontwikkelen.
5. Verweerder heeft vervolgens een second opinion aangevraagd bij bezwaarverzekeringsarts [naam 4] . Deze heeft gesteld dat na bestudering van alle beschikbare gegevens medisch gezien enige ruimte bestaat om voor een deel van de degeneratieve klachten en toename van de lage rugklachten alsnog een extra invaliditeitspercentage toe te kennen van 5% op basis van WPC-nummer 0415 (belangrijke bewegingsbeperking). De reden hiervoor is dat na een spondylodese het buig/draaipunt van de lendenwervelkolom naar boven is verplaatst waardoor mogelijk een extra slijtage door overbelasting van de bovenliggende lendenwervels alsmede facetgewrichten is opgetreden. Het maximale invaliditeitspercentage voor de lage rug problematiek op basis van het WPC-nummer 0415 van 20% is volgens [naam 4] evenwel niet aan de orde omdat eiser zijn rug nog redelijk kan bewegen. Daarbij wordt de lage rugpijn (lumbagoklachten) geacht in het nieuwe invaliditeitspercentage van 15% te zijn verdisconteerd. Met het bestreden besluit heeft verweerder onder verwijzing naar het commentaar van [naam 4] het MIP van eiser met terugwerkende kracht vanaf 8 juni 2021 alsnog verhoogd naar een mate van invaliditeit van 15%, waarbij sprake is van een medische eindtoestand.
Wat vinden partijen in beroep?
6. Eiser betoogt dat [naam 4] de gevolgen van het dienstongeval heeft onderschat en daardoor tot een te laag invaliditeitspercentage is gekomen. Hij heeft dit onderbouwd aan de hand van een rapportage van de door hem hangende het beroep ingeschakelde medisch adviseur [naam 5] . [naam 5] heeft geconcludeerd dat in het geval van eiser zowel WPC-schaal nummer 0414 (ankylose van de lendenwervels in gunstige stand) als nummer 0415 van toepassing zijn. Specifiek ten aanzien van WPC-schaal nummer 0414 heeft hij gesteld dat door de ankylose sprake is van een afwijkende beweeglijkheid van de rug, waardoor artrose en slijtage is ontstaan in de rugwervels. Vanwege de ankylose is de weg naar artrose al op een jeugdige leeftijd (25) ingeslagen. Omdat artrose niet de neiging heeft om spontaan te genezen maar juist progressief is, is in het geval van eiser een hoger invaliditeitspercentage van 30% van toepassing.
Specifiek ten aanzien van WPC-schaal nummer 0415 heeft [naam 5] gesteld dat eiser fors wordt beperkt in het staan en zitten, twee basisactiviteiten die een groot onderdeel uitmaken van het dagelijks leven. Ook heeft [naam 5] gewezen op de andere beperkingen van eiser: hij heeft schoonmaakhulp nodig in het huishuiden, hij kan slechts 10 keer achtereen knielen, hij kan niet in de tuin werken en hij wordt beperkt in het autorijden. Dit maakt volgens [naam 5] dat in het geval van eiser een hoger invaliditeitspercentage van 30% van toepassing is.
De totale mate van invaliditeit moet op grond van het voorgaande dan ook worden vastgesteld op 60%.
Eiser verzoekt in het geval van een gegrondverklaring van zijn beroep naast een proceskostenvergoeding ook om vergoeding van de kosten die hij heeft gemaakt voor het inschakelen van medisch adviseur [naam 5] .
7. Verweerder heeft het advies van medisch adviseur [naam 5] voorgelegd aan bezwaarverzekeringsarts [naam 4] . [naam 4] heeft geen aanleiding gezien om zijn eerdere in de bezwaarfase ingenomen standpunt over de mate van invaliditeit te herzien. Een optelsom van twee nummers voor één aandoening, zoals door [naam 5] wordt geadviseerd, is binnen de WPC-systematiek niet mogelijk. [naam 4] heeft in dit geval als meest van toepassing zijnde schaal gekozen voor nummer 0415 omdat nog geen sprake was van een volledig ankylotische lendenwervelkolom (WPC-schaal nummer 0414). Daar is een partieel invaliditeitspercentage van 15% aan gekoppeld omdat nog sprake is van enige beweeglijkheid van de rug en alleen een onbeweeglijke lendenwervelkolom door een totale spondylodese noopt tot toepassing van het maximale invaliditeitspercentage van 20% behorend bij dat WPC-schaal nummer. Daarbij speelt mee dat de vaststelling van de mate van invaliditeit bij toepassing van de WPC-schaal in overwegende mate plaatsvindt op basis van de functionaliteit van de wervelkolom gewrichten en pijnklachten daarin worden geacht te zijn verdisconteerd. Bij toenemende disfunctionaliteit kan eiser verweerder evenwel met een nieuw rekest verzoeken om toekenning van een hogere MIP.
8. In reactie op het advies van [naam 4] erkent eiser dat een optelsom van twee nummers voor één aandoening binnen de WPC-systematiek niet mogelijk is. Eiser betoogt evenwel dat de percentages uit de WPC-schaal minimumpercentages betreffen. Als in zijn geval is gekozen voor WPC schaal nummer 0415, had dus in ieder geval een invaliditeitspercentage van 20% moeten worden toegepast. Op de zitting heeft eiser onder verwijzing van het advies van [naam 5] nog naar voren gebracht dat er ook voldoende aanknopingspunten bestaan voor het toepassen van WCP schaal nummer 0414 en het daarbij behorende minimumpercentage van 20%. Zelf houdt eiser in beide gevallen vast aan het eerder door [naam 5] berekende invaliditeitspercentage van 30%. Andersom geldt ook dat wanneer verweerder een invaliditeitspercentage van 15% toepasselijk vindt, het in dat geval voor de hand had gelegen om te kiezen voor WPC schaal nummer 0416 (matige bewegingsbeperking) omdat deze een minimumpercentage van 10% heeft.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
9. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder mogen uitgaan van de conclusies van bezwaarverzekeringsarts [naam 4] en daarmee ten aanzien van de dienstverbandaandoeningen van eiser op goede gronden kunnen komen tot een mate van invaliditeit van 15%. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.