ECLI:NL:RBDHA:2025:8024

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 mei 2025
Publicatiedatum
8 mei 2025
Zaaknummer
NL25.14102 en NL25.14104
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en overdracht naar Duitsland in het licht van suïciderisico en arrest C.K.

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 mei 2025 uitspraak gedaan in de asielprocedures van twee eisers, een man en een vrouw, die asiel hebben aangevraagd in Nederland. De rechtbank behandelt de beroepen van eisers tegen de besluiten van de minister van Asiel en Migratie, die de aanvragen niet in behandeling heeft genomen op grond van de Dublinverordening, omdat Duitsland verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvragen. De eisers, die partners zijn en samen twee kinderen hebben, hebben hun asielaanvragen ingediend op 6 november 2024. De rechtbank heeft de beroepen op 1 mei 2025 behandeld, waarbij de eisers zijn bijgestaan door hun gemachtigden en een tolk aanwezig was.

Eisers hebben aangevoerd dat de minister ten onrechte geen advies heeft gevraagd aan het Bureau Medische Advisering (BMA) over het suïciderisico bij een mogelijke overdracht naar Duitsland. De rechtbank heeft in haar overwegingen het arrest C.K. van het Hof van Justitie besproken, waarin wordt gesteld dat de overdracht van een vreemdeling met een slechte gezondheidstoestand moet worden beoordeeld op het risico van aanzienlijke en onomkeerbare verslechtering van de gezondheid. De rechtbank oordeelt dat de minister onvoldoende heeft onderbouwd dat de overdracht van eiser een reëel risico op suïcide met zich meebrengt, en dat er aanleiding was om een medische beoordeling aan te vragen.

De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard, omdat hij voldoende bewijs heeft geleverd van zijn suïcidaliteit. Voor eiseres geldt dat haar beroep niet slaagt, omdat zij niet heeft aangetoond dat de overdracht haar situatie zal verergeren. Desondanks heeft de rechtbank haar beroep gegrond verklaard, omdat zij deel uitmaakt van een gezin met minderjarige kinderen. De rechtbank vernietigt de bestreden besluiten en draagt de minister op om nieuwe besluiten te nemen, waarbij rekening moet worden gehouden met de uitspraak. Tevens is de minister veroordeeld in de proceskosten van eisers.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: NL25.14102 en NL25.14104

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[eiser], V-nummer: [V-nummer 1], eiser

[eiseres], V-nummer: [V-nummer 2], eiseres
hierna tezamen: eisers
(gemachtigde: mr. M.C.M. van der Mark),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. A. Hadfy-Kovacs).

Procesverloop

Bij afzonderlijke besluiten van 25 maart 2025 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de asielaanvragen van eisers niet in behandeling genomen omdat Duitsland daarvoor verantwoordelijk is.
Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
De rechtbank heeft de beroepen op 1 mei 2025 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door de gemachtigde van eisers. Als tolk is verschenen [tolk]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum 1] 2002 en de Sierra Leoonse nationaliteit te hebben. Eiseres stelt te zijn geboren op [datum 2] 2003 en de Congolese nationaliteit te hebben. Eisers zijn partners van elkaar. Tezamen hebben zij twee kinderen, geboren op [datum 3] 2022 en [datum 4] 2025. Op 6 november 2024 hebben eisers asielaanvragen ingediend in Nederland.
2. Verweerder heeft bij de bestreden besluiten de asielaanvragen van eisers niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. Uit Eurodac is gebleken dat eisers eerder in Duitsland asielaanvragen hebben ingediend. Verweerder heeft op 18 december 2024 voor eiseres en op 19 december 2024 voor eiser bij Duitsland een verzoek om terugname gedaan. Duitsland heeft deze verzoeken op respectievelijk 19 december 2024 en 23 december 2024 aanvaard.
3. Eisers voeren het volgende aan. Eisers doen een beroep op het arrest C.K. van het Hof van Justitie. [1] Ten onrechte heeft verweerder geen BMA-advies [2] opgevraagd ten aanzien van het suïciderisico bij overdracht. Eisers verwijzen daarbij naar de uitspraak van de Afdeling [3] van 24 februari 2022 [4] en Werkinstructie 2021/3. Ter onderbouwing van het suïciderisico bij eiser wijzen eisers op het schrijven van 20 januari 2025, waarin beschreven staat dat het risico op suïcidaliteit nu ambivalent is, maar kan oplopen tot ernstig als het besluit definitief wordt gemaakt dat eisers naar Duitsland moeten gaan. Eiser staat vanwege het risico op suïcidaliteit onder behandeling van een psychiater. Eiser heeft verder zijn patiëntendossier, het bewonersdossier van het COa [5] en e-mailcorrespondentie met GGZ Friesland overgelegd. Ten aanzien van eiseres wordt gewezen op een stuk genaamd ‘melding calamiteiten’, waaruit blijkt dat ook bij haar sprake is van een suïciderisico. Dat zij inmiddels niet meer onder behandeling staat van een psychiater, maakt niet dat geen sprake is van een suïciderisico. Uit het patiëntendossier van eiseres blijkt namelijk dat de behandeling is gestopt omdat eiseres bevallen is van haar kind.
4. Ter zitting hebben eisers de beroepsgrond die ziet op het uitbrengen van een standaardvoornemen laten vallen.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. Uit het arrest C.K. volgt dat de vraag of de overdracht van een vreemdeling met een bijzonder slechte gezondheidstoestand op zichzelf een reëel en bewezen risico op aanzienlijke en onomkeerbare achteruitgang van de gezondheidstoestand inhoudt, moet worden onderscheiden van de vraag of in die andere lidstaat na de overdracht voor die vreemdeling passende medische zorg aanwezig is. Zowel de overdracht zelf als de afwezigheid van passende medische zorg kunnen immers een reëel risico op een onmenselijke of vernederende behandeling dat in strijd is met artikel 4 van het Handvest tot gevolg hebben.
6. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling van 3 november 2017 [6] volgt dat een vreemdeling voor een geslaagd beroep op het arrest C.K. recente objectieve medische informatie van zijn of haar behandelaren dient over te leggen die een bijzonder slechte gezondheidstoestand aantoont, alsmede aanzienlijke en onomkeerbare gevolgen voor zijn of haar gezondheid door een overdracht, in dit geval aan Duitsland. Die vergewisplicht treedt onder meer in wanneer het risico dat een asielzoeker suïcide zal plegen als gevolg van de overdracht door een medisch deskundige als reëel of hoog is ingeschat. Indien de vreemdeling deze gegevens heeft overgelegd, dient verweerder als overdragende lidstaat alvorens een overdrachtsbesluit te nemen, het risico op een aanzienlijke en onomkeerbare verslechtering van de gezondheidstoestand te laten onderzoeken door het BMA, zo volgt uit Werkinstructie 2021/3. Zoals de Afdeling eveneens in haar uitspraken van 3 november 2017 heeft overwogen, valt nooit met zekerheid vast te stellen of een asielzoeker uitvoering zal geven aan suïcidale gedachten. Het risico dat dit zich voordoet, kan slechts worden ingeschat. Die inschatting vergt een medische beoordeling die verweerder niet zelfstandig kan maken.
7. Het beroep van eiser op het arrest C.K. slaagt. Daarbij acht de rechtbank van belang dat eiser bij zijn zienswijze een brief van zijn behandelaar heeft overgelegd waarin staat dat de suïcidaliteit van eiser nu als ambivalent wordt ingeschat maar kan oplopen tot ernstig als het besluit definitief gemaakt wordt dat hij en zijn gezin naar Duitsland moeten gaan. Hiermee heeft eiser een begin van het gevraagde bewijs geleverd. Daarnaast volgt ook uit de door eiser in beroep overgelegde stukken, waaronder het patiëntendossier van eiser, dat hij zich meermaals suïcidaal heeft geuit en stelt zijn gezin iets aan te willen doen bij overdracht aan Duitsland. Verweerder had onder deze omstandigheden aanleiding moeten zien om een medische beoordeling op te vragen over het risico dat bij overdracht sprake zal zijn van een aanzienlijke en onomkeerbare verslechtering van eisers gezondheidstoestand. Nu verweerder dit heeft nagelaten, heeft verweerder het bestreden besluit ten aanzien van eiser onzorgvuldig voorbereid. Het beroep van eiser is daarom gegrond.
8. Ten aanzien van eiseres slaagt het beroep op het arrest C.K. niet, nu zij niet heeft onderbouwd dat de overdracht aan Duitsland een risico oplevert van een aanzienlijke en onomkeerbare achteruitgang van haar medische situatie. Uit de stukken die zij heeft overgelegd blijkt dat zij psychische klachten heeft, maar daarin zijn geen aanwijzingen te vinden dat de overdracht deze klachten zal verergeren. De rechtbank ziet echter aanleiding om ook het beroep van eiseres gegrond te verklaren, nu haar beroep samenhang heeft met het beroep van eiser. Niet in geschil is namelijk dat eisers een gezin vormen met minderjarige kinderen. Ook heeft verweerder eisers als ‘alleged partners’ vermeld in de terugnameverzoeken aan Duitsland.
9. De beroepen zijn gegrond en de rechtbank vernietigt de bestreden besluiten wegens strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht. Er is geen mogelijkheid om het geschil finaal te beslechten, omdat het op de weg van verweerder ligt om ten aanzien van eiser een BMA-onderzoek te laten uitvoeren voordat eisers eventueel worden overgedragen aan Duitsland. Verweerder zal daarom nieuwe besluiten moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak.
10. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 907 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op zitting met een waarde per punt van € 907 en een wegingsfactor 1). De beroepen van eisers worden gezien als samenhangende zaken die op grond van artikel 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht als één zaak worden beschouwd voor vergoeding van beroepsmatig verleende bijstand.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de bestreden besluiten;
- draagt verweerder op om nieuwe besluiten te nemen op de aanvragen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van €907.
Deze uitspraak is gedaan op 8 mei 2025 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Arrest van 16 februari 2017, ECLI:EU:C:2017:127.
2.Advies van het Bureau Medische Advisering.
3.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
5.Centraal Orgaan opvang asielzoekers.