ECLI:NL:RBDHA:2025:8115
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om naturalisatie op grond van de Rijkswet op het Nederlanderschap met twijfel over identiteit en herkomst
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 7 mei 2025, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek om naturalisatie beoordeeld. Eiser, die sinds 15 juni 2007 in het bezit is van een reguliere verblijfsvergunning op basis van de Regeling ter afwikkeling nalatenschap oude Vreemdelingenwet (Ranov), had op 24 december 2021 een verzoek tot naturalisatie ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft dit verzoek afgewezen op 17 februari 2023, met als reden dat er twijfel bestond over de nationaliteit en herkomst van eiser. Deze afwijzing werd bevestigd in een bestreden besluit op 27 juni 2024, na een bezwaarprocedure.
De rechtbank heeft het beroep op 14 april 2025 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van het verzoek om naturalisatie terecht is, omdat eiser niet in staat is geweest om zijn identiteit en herkomst voldoende te onderbouwen. De staatssecretaris heeft een taalanalyse van Team Onderzoek Land en Taal (TOELT) als basis voor zijn besluit gebruikt, waaruit blijkt dat eiser niet eenduidig te herleiden is tot de spraakgemeenschap binnen Sierra Leone, maar wel tot die van Guinee. Eiser heeft geen contra-expertise overgelegd om deze conclusie te weerleggen.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris bevoegd is om bewijs van nationaliteit en identiteit te verlangen en dat de eisen die aan eiser zijn gesteld niet in strijd zijn met de wet of het evenredigheidsbeginsel. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor de afwijzing van de aanvraag in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding voor proceskosten.