Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam eiser] , eiser,
de minister van Asiel en Migratie, verweerder,
Procesverloop
Overwegingen
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3e. in verband met zijn aanvraag om toelating onjuiste of tegenstrijdige gegevens heeft verstrekt over zijn identiteit, nationaliteit of de reis naar Nederland of een andere lidstaat;
3i. te kennen heeft gegeven dat hij geen gevolg zal geven aan zijn verplichting tot terugkeer;
4b. meerdere aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning heeft ingediend die niet tot verlening van een verblijfsvergunning hebben geleid;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
(ECLI:NL:RVS:2024:1892, r.o. 7-7.3). Voor het opvragen van de actuele cijfers ziet de rechtbank daarom op dit moment nog geen aanleiding.
1 mei 2025. Er zijn door eiser geen concrete aanknopingspunten aannemelijk gemaakt die erop wijzen dat het lp-traject op niets zal uitlopen en dat er voor hem door Libië geen lp zal worden afgegeven. De rechtbank wijst er in dit verband bovendien op dat op eiser de verplichting rust om volledig en actief mee te werken aan zijn uitzetting en lp-traject. Eiser doet dit niet. Hij is niet verschenen op de vertrekgesprekken van 20 november en
13 december 2024. Tijdens het artikel 59-gehoor heeft eiser verklaard dat hij geen stappen heeft ondernomen om zijn terugkeer te realiseren. Ook heeft hij aangegeven niet mee te zullen werken aan zijn presentatie bij de Libische autoriteiten. De beroepsgrond slaagt niet.
mr.T.M.M. Plukaard, griffier.