ECLI:NL:RBDHA:2025:8237

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 mei 2025
Publicatiedatum
12 mei 2025
Zaaknummer
NL25.20888
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep bewaring – voortvarend handelen en zicht op uitzetting Gambia – beroep ongegrond

Op 12 mei 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de voortduren van de maatregel van bewaring van een Gambiaanse eiser. De maatregel was opgelegd door de minister van Asiel en Migratie op 21 februari 2025. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft bepaald dat een zitting niet nodig was en het onderzoek op 12 mei 2025 is gesloten.

De rechtbank heeft de gronden van het beroep beoordeeld. Eiser stelde dat de gronden voor de maatregel niet konden dragen, dat er geen lichter middel was opgelegd, dat er geen zicht op uitzetting was en dat verweerder niet voortvarend handelde. De rechtbank oordeelde dat de gronden voor de maatregel van bewaring wel degelijk konden dragen, zoals eerder vastgesteld in een uitspraak van 6 maart 2025. Ook de stelling dat er geen zicht op uitzetting was, werd verworpen, aangezien uit het voortgangsrapport bleek dat eiser op 24 april 2025 was gepresenteerd bij de Gambiaanse autoriteiten en dat verweerder op 1 mei 2025 schriftelijk had gerappelleerd.

De rechtbank concludeerde dat de maatregel van bewaring tot het sluiten van het onderzoek niet onrechtmatig was en verklaarde het beroep ongegrond. Het verzoek om schadevergoeding werd eveneens afgewezen. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.20888

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. R.T. Laigsingh),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 21 februari 2025 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten op 12 mei 2025.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 2001 en de Gambiaanse nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. [2] Uit de uitspraak van 15 april 2025 volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, 14 april 2025, rechtmatig was. Daarom is bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring slechts de periode van belang sinds 14 april 2025.
4. Eiser voert in het beroepschrift aan dat de gronden de maatregel niet kunnen dragen, dat ten onrechte geen lichter middel is opgelegd, dat geen sprake is van zicht op uitzetting binnen een afzienbare tijd en dat verweerder niet voortvarend handelt. In reactie op de voortgangsrapportage heeft eiser aangevoerd dat hij heeft meegewerkt aan zijn presentatie en dat verweerder kenbaar dient te maken hoe deze presentatie is verlopen door het presentatieverslag aan het dossier toe te voegen.
5. De niet onderbouwde beroepsgrond dat de gronden de maatregel niet kunnen dragen, slaagt niet. In de uitspraak van 6 maart 2025 heeft de rechtbank al geoordeeld dat de gronden de maatregel van bewaring kunnen dragen.
6. De beroepsgrond dat ten onrechte geen lichter middel is opgelegd, slaagt ook niet. Eiser heeft deze beroepsgrond in het geheel niet onderbouwd. Uit het dossier volgt ook anderszins niet dat er een wijziging is in de situatie die maakt dat er alsnog met een lichter middel moet worden volstaan.
7.
Verder ziet de rechtbank in wat eiser heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt en dat geen sprake is van zicht op uitzetting. Uit het voortgangsrapport blijkt dat eiser op 24 april 2025 is gepresenteerd bij de Gambiaanse autoriteiten. Daarnaast heeft verweerder op 1 mei 2025 schriftelijk gerappelleerd bij de Gambiaanse autoriteiten. Daarmee werkt verweerder voldoende voortvarend aan de uitzetting van eiser. Verder is in de uitspraak van 6 maart 2025 al geoordeeld dat zicht op uitzetting niet ontbreekt. Eiser heeft geen wijzigingen in feiten of omstandigheden gesteld op grond waarvan geconcludeerd moet worden dat het zicht op uitzetting is komen te ontbreken. Niet is gebleken dat de Gambiaanse autoriteiten te kennen hebben gegeven dat zij geen laissez-passer zullen verstrekken aan eiser.
7. Ook met inachtneming van de ambtshalve toetsing waartoe zij gehouden is, is de rechtbank van oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek niet op enig moment onrechtmatig was.
8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 12 mei 2025 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Uitspraken van 6 maart 2025 (ECLI:NL:RBDHA:2025:3425) en 15 april 2025 (ECLI:NL:RBDHA:2025:6223).