ECLI:NL:RBDHA:2025:825

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 januari 2025
Publicatiedatum
24 januari 2025
Zaaknummer
NL24.50094
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • D. Bruinse - Pot
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid van Spanje en ongegrondverklaring door de rechtbank

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 14 januari 2025, wordt het beroep van eisers tegen het niet in behandeling nemen van hun aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie had de aanvraag op 16 december 2024 afgewezen, met het argument dat Spanje verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep, samen met een voorlopige voorziening, op 6 januari 2025 behandeld. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de beslissing van de minister in stand blijft.

De rechtbank legt uit dat de Dublinverordening bepaalt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval had Nederland een verzoek om overname naar Spanje gedaan, waarop Spanje niet tijdig reageerde, wat gelijkstaat aan aanvaarding van het verzoek. De rechtbank overweegt dat de eisers niet kunnen aantonen dat Nederland verantwoordelijk is voor hun asielaanvraag op basis van de Dublinverordening, omdat eiseres enkel een procedureel verblijfsrecht heeft en geen verblijfstitel in de zin van de verordening.

Eisers voerden aan dat de minister ten onrechte geen toepassing had gegeven aan artikel 16 van de Dublinverordening, maar de rechtbank oordeelt dat de minister terecht heeft gesteld dat er geen sprake is van afhankelijkheid in de zin van deze bepaling. Ook de argumenten van eisers over de onevenredige hardheid van de overdracht naar Spanje worden door de rechtbank verworpen. De rechtbank concludeert dat de minister niet onzorgvuldig heeft gehandeld en dat de asielaanvraag van eisers niet in behandeling hoeft te worden genomen. De uitspraak eindigt met de mededeling dat eisers geen proceskostenvergoeding ontvangen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.50094

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 januari 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , v-nummer: [nummer] , eiseres

mede namens haar minderjarige dochter:
[dochter],
samen te noemen ‘eisers’
(gemachtigde: mr. E. Derksen),
en

de minister van Asiel en Migratie

(gemachtigde: mr. R.R. de Groot ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 16 december 2024 niet in behandeling genomen omdat Spanje verantwoordelijk zou voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de voorlopige voorziening, [1] op 6 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eisers ongelijk krijgen en het niet in behandeling nemen van hun aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
3. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de minister een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [2] In dit geval heeft Nederland bij Spanje een verzoek om overname gedaan. Spanje heeft hierop niet tijdig gereageerd. Dat staat gelijk aan het aanvaarden van het verzoek op grond van artikel 22, zevende lid, van de Dublinverordening. Op 7 december 2024 zijn de autoriteiten van Spanje tevens expliciet akkoord gegaan op grond van artikel 13, eerste lid, van de Dublinverordening.
Is Nederland verantwoordelijk voor de asielaanvraag van eiseres?
4. Eisers voeren aan dat Nederland verantwoordelijk is voor hun asielaanvraag op grond van artikel 12, eerste lid van de Dublinverordening. Eiseres heeft namelijk rechtmatig verblijf op grond van artikel 8, onder e van de Vw 2000, [3] vanwege de indiening van een Chavez-aanvraag. Dit is een declaratoir recht waardoor het verblijfsrecht van eiseres vaststaat.
4.1.
De rechtbank stelt vast dat de grondslag uit artikel 8, onder e van de Vw 2000 niet alleen betrekking kan hebben op een erkend verblijfsrecht op basis van het Unierecht, maar ook op een procedureel verblijfsrecht. [4] De genoemde grondslag kan dus zo worden uitgelegd dat deze bepaling de grondslag is voor procedureel rechtmatig verblijf tijdens de behandeling van een aanvraag om toetsing aan Europees recht. In dit geval betreft het een Chavez-aanvraag van eiseres, die de minister heeft aangemerkt als een aanvraag om een verblijfsvergunning. De minister staat eiseres daarmee toe om de behandeling van die aanvraag in Nederland af te wachten. De rechtbank overweegt verder dat uit artikel 12, eerste lid, van de Dublinverordening volgt dat een lidstaat die een geldige verblijfstitel heeft afgegeven aan een vreemdeling verantwoordelijk is voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming. Uit artikel 2, aanhef en onder l, van de Dublinverordening volgt wat onder het begrip ‘verblijfstitel’ in de zin van de Dublinverordening wordt verstaan. Hierin staat dat visa en verblijfsvergunningen die zijn afgegeven tijdens de behandeling van een aanvraag voor een verblijfsvergunning zijn uitgezonderd. [5] Nu eiseres enkel een procedureel verblijfsrecht heeft gekregen, waardoor zij de behandeling van haar Chavez-aanvraag mag afwachten in Nederland, is er geen sprake is van een verblijfstitel in de zin van de Dublinverordening. Gelet daarop is de minister niet gehouden om de asielaanvraag van eisers in behandeling te nemen op grond van artikel 12 van de Dublinverordening. De beroepsgrond slaagt niet.
Heeft de minister ten onrechte geen toepassing gegeven aan artikel 16 van de Dublinverordening?
5. Eiseres betoogt dat de minister de asielaanvraag in behandeling had moeten nemen aangezien de moeder en (minderjarige) broers en zus van eiseres woonachtig zijn in Nederland. Hierbij is van belang dat de minister uitgaat van familierechtelijke banden. [6] Ook heeft eiseres een intentieverklaring en identiteitsbewijs van haar moeder overgelegd, waarin onder andere is vermeld dat de moeder van eiseres graag wil zien dat haar gezin wordt herenigd met haar dochter en kleindochter. Ook vermeldt de moeder van eiseres dat eiseres, als jonge alleenstaande moeder, volledig afhankelijk is van haar hulp en steun en zij op afstand voor hen heeft gezorgd. Daarnaast dient in dit kader ook meegenomen te worden dat eiseres veel heeft meegemaakt nadat eerdere pogingen om in Nederland verblijfsrecht te verkrijgen niet zijn gelukt.
5.1.
De rechtbank stelt vast dat eisers op de zitting het betoog dat de minister een onjuiste uitleg geeft aan de toepassing van artikel 16 van de Dublinverordening en de rechtbank daarom een prejudiciële vraag dient te stellen, hebben laten vallen.
5.2.
Naar het oordeel van de rechtbank stelt de minister zich terecht op het standpunt dat hij geen toepassing hoeft te geven aan artikel 16 van de Dublinverordening. Op de zitting is benadrukt dat de minister vooralsnog uitgaat van familierechtelijke banden en deze daarom niet ter discussie staan. De minister heeft echter terecht overwogen dat artikel 16 van de Dublinverordening inhoudt dat Nederland verantwoordelijk is voor de behandeling van het asielverzoek van eiseres indien is gebleken dat eiseres afhankelijk is van haar familieleden vanwege een zwangerschap, een pasgeboren kind, een ernstige ziekte, een zware handicap of hoge leeftijd. En dat is hier niet aan de orde. Eiseres heeft in het gehoor verklaard dat zij financieel en niet medisch afhankelijk is van haar familieleden. [7] Hierdoor is er geen sprake van afhankelijkheid tussen eiseres en haar familieleden in de zin van artikel 16 van de Dublinverordening. Zoals de minister ter zitting ook heeft opgemerkt is het feit dat eiseres een jonge alleenstaande moeder is geen aanknopingspunt om een dergelijke afhankelijkheid aan te nemen.
Moet de minister de asielaanvraag van eiseres onverplicht in behandeling nemen?
6. Eiseres voert aan dat de minister de asielaanvraag van eiseres op grond van artikel 17 van de Dublinverordening onverplicht in behandeling moet nemen. Eiseres betoogt dat de overdracht van onevenredige hardheid getuigt, aangezien zij en haar dochter samen met haar familieleden het familieleven uitoefent in Nederland. [8] Daarnaast is van belang dat de minister niet de voorgeschiedenis van eiseres heeft betrokken in de besluitvorming. Zo kon eiseres zich als minderjarige niet herenigen met haar familie, omdat haar verzoeken om afgifte van een machtiging tot voorlopig verblijf zijn afgewezen. Dit heeft ertoe geleid dat eiseres niet de bescherming genoot van haar gezin en slachtoffer is geworden van seksueel geweld. Tot slot heeft de minister de belangen van het minderjarige kind van eiseres onvoldoende betrokken in het besluit.
6.1.
De minister stelt zich niet ten onrechte op het standpunt dat er geen aanleiding is om de asielaanvraag van eiseres in behandeling te nemen op grond van zijn discretionaire bevoegdheid. De minister geeft onder meer toepassing aan artikel 17 van de Dublinverordening als bijzondere, individuele omstandigheden maken dat de overdracht van een vreemdeling van onevenredige hardheid getuigt. De minister heeft niet ten onrechte gesteld dat de door eiseres aangevoerde omstandigheden niet aan te merken zijn als bijzondere individuele omstandigheden die maken dat overdracht naar Spanje onevenredig hard zou zijn. Het bestaan van familiebanden tussen eiseres, haar kind en haar familieleden in Nederland zijn op zich geen aanleiding om de asielaanvraag van eiseres op te nemen in de nationale procedure. De Dublinverordening is er immers op gericht om waarborgen te bieden voor gezinsleden, maar verplicht de minister niet om in het geval van een familieband dat buiten de bescherming van de artikelen 8, 9, 10, 11 en 16 van Dublinverordening valt, een asielaanvraag onverplicht aan zich te trekken. [9] Dat eiseres nare gebeurtenissen heeft meegemaakt en de eerdere aanvragen zijn afgewezen, maakt niet dat de minister toepassing moet geven aan artikel 17 van de Dublinverordening. Zoals de minister op de zitting heeft gesteld zijn deze afwijzende besluiten getoetst door een onafhankelijke instantie. [10] Het kan de minister daarom niet verweten worden dat hij onzorgvuldig heeft gehandeld in de vorige procedures, waardoor de huidige asielaanvraag van eiseres opgenomen moet worden in de nationale procedure. De Dublinverordening is ook op zichzelf niet bedoeld als route waarlangs op reguliere gronden verblijf bij een familie- of gezinslid in Nederland kan worden verkregen. [11] Een dergelijke aanvraag heeft eiseres immers al ingediend middels de Chavez-aanvraag en deze dient ook buiten onderhavige Dublinprocedure te worden beoordeeld.
6.2.
Wat betreft de belangen van het minderjarige kind van eiseres stelt de minister niet ten onrechte dat onvoldoende is gebleken dat de belangen van het kind worden geschaad door een overdracht naar Spanje. Dit heeft de minister voldoende toegelicht. Zoals de minister op de zitting heeft gesteld is gebleken dat de opvoed- en zorgtaken nog altijd voornamelijk bij eiseres liggen. De rol van de overige familieleden in Nederland blijken niet zodanig dat overdracht naar Spanje van onevenredige hardheid zou getuigen. Van belang hierbij is dat eiseres en haar kind altijd samen zijn geweest en ook nu samenblijven. Bovendien mag ten aanzien van Spanje van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgegaan worden, [12] en daardoor zal in Spanje rekening worden gehouden met de belangen van het kind.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres overgedragen mag worden aan Spanje. Eisers krijgen geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Bruinse - Pot, rechter, in aanwezigheid van mr. N. El-Amrani, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zaaknummer: NL24.50095.
2.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
3.Eiseres verwijst hierbij naar de brief van de minister waarin dat staat.
4.ABRvS 7 juli 2003, ECLI:NL:RVS:2003:3, rechtsoverweging 2.6.2 en ABRvS 12 november 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2530, rechtsoverweging 13.
5.Zie ook: Hof van Justitie van de Europese Unie, 21 september 2023, ECLI:EU:C:2023:683.
6.Eiseres verwijst hierbij naar een uitspraak: Rb. Den Haag (zp. Roermond) 9 februari 2017, zaaknummer: AWB 17/954.
7.Aanmeldgehoor, pagina 5.
8.Eiseres verwijst hierbij naar het arrest Chavez-Vilchez van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 10 mei 2017, ECLI:EU:C:2017:354.
9.ABRvS 25 augustus 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2385.
10.Zie: Rb. Den Haag (zp. Zwolle) 24 november 2015, ECLI:NL:RBOVE:2015:5226 en Rb. Den Haag (zp. Arnhem) 29 juni 2018, ECLI:NL:RBGEL:2018:2871.
11.Zie bijvoorbeeld: ABRvS 1 januari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:74, en 8 mei 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1765
12.ABRvS 8 juli 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1481 en ABRvS 24 juni 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2548.