ECLI:NL:RBDHA:2025:832

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 januari 2025
Publicatiedatum
27 januari 2025
Zaaknummer
NL24.49779
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en overdracht aan Polen onder de Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, op 24 januari 2025 uitspraak gedaan in een asielzaak. Eiser, een Eritreeër, had op 22 september 2024 asiel aangevraagd in Nederland, maar de minister van Asiel en Migratie weigerde de aanvraag in behandeling te nemen op basis van de Dublinverordening. De minister stelde dat Polen verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag, aangezien Nederland een verzoek om terugname had gedaan dat door Polen was aanvaard. Eiser voerde aan dat overdracht aan Polen in strijd was met het interstatelijk vertrouwensbeginsel, omdat de asielprocedure in Polen onvoldoende garanties zou bieden voor een zorgvuldige behandeling van zijn aanvraag. Hij verwees naar een rapport van Amnesty International dat stelde dat de Poolse autoriteiten plannen hadden om asielaanvragen niet langer in behandeling te nemen.

De rechtbank oordeelde dat, hoewel eiser zijn zorgen over de situatie in Polen had geuit, er geen objectieve informatie was die aantoonde dat Polen zijn internationale verplichtingen niet zou naleven. De rechtbank concludeerde dat de minister terecht had overwogen dat Polen verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag en dat er geen aanleiding was om af te wijken van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiser had bovendien geen andere omstandigheden aangevoerd die de overdracht aan Polen als onevenredig hard zouden doen voorkomen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de verzoeken om proceskostenvergoeding af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.49779

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. J.C.A. Koen),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder,

(gemachtigde: mr. J.R. Vreijssen).

Inleiding

Bij besluit van 12 december 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen omdat Polen verantwoordelijk is voor de aanvraag.
Eiser heeft hiertegen beroep ingediend.
De rechtbank heeft beroep op 23 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1996 en de Eritrese nationaliteit te hebben. Eiser heeft op 22 september 2024 asiel aangevraagd in Nederland.
2. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vw. [1] Daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond van Dublinverordening [2] is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft Nederland bij Polen een verzoek om terugname van eiser gedaan. Polen heeft dit verzoek aanvaard.
3. Eiser voert daartegen aan dat overdracht aan Polen in strijd is met het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De asielprocedure in Polen biedt onvoldoende garantie op een zorgvuldige behandeling van zijn asielaanvraag. De Poolse autoriteiten hebben immers het voornemen geuit om asielaanvragen niet langer in behandeling te nemen. Eiser wijst ter onderbouwing op het rapport van Amnesty International van 16 oktober 2024: “
Poland: Plans to suspend the right to seek asylum 'flagrantly unlawful'” Ten onrechte stelt verweerder dat deze informatie vergelijkbaar is met de informatie die is meegenomen door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) in haar uitspraak van onder meer 2 december 2024. [3] Als eiser wordt overgedragen aan Polen zal de behandeling van zijn asielaanvraag worden opgeschort. Dat is in strijd met de artikelen 1, 18 en 27 van het Handvest. [4] Eiser stelt dat verweerder op artikel 17 van de Dublinverordening zijn asielaanvraag onverplicht aan zich had moeten trekken.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Niet in geschil is dat eiser een asielaanvraag heeft gedaan in Polen en dat Polen daarom in beginsel verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser. Verweerder heeft terecht overwogen dat in het geval van Polen op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden aangenomen dat Polen zijn Unierechtelijke en internationale verplichtingen ten aanzien van eiser zal naleven. Dit volgt ook uit de uitspraak van de Afdeling van 4 september 2024. [5]
5. In de verklaringen van eiser over zijn ervaringen in Polen heeft verweerder geen aanleiding hoeven zien om tot het oordeel te komen dat ten aanzien van Polen niet meer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Eiser heeft naar eigen zeggen slechts drie dagen in Polen verbleven. Hij heeft verder niet met objectieve informatie aannemelijk gemaakt dat in zijn geval niet meer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. De verwijzing van eiser naar het artikel van Amnesty maakt dat niet anders. Uit dat artikel volgt dat de Poolse autoriteiten plannen hebben geuit om het recht om asiel aan te vragen tijdelijk op te schorten. Niet gebleken is dat dit voorstel daadwerkelijk in werking is getreden. Bovendien heeft eiser in Polen asiel aan kunnen vragen en met het claimakkoord hebben de Poolse autoriteiten de terugname van eiser geaccepteerd. Eiser zal daarom in het kader van de Dublinverordening gereguleerd worden overgedragen en zijn aanvraag zal in behandeling worden genomen met inachtneming van de Europese richtlijnen en internationale verplichtingen. Verweerder heeft verder terecht overwogen dat eiser in het geval van voorkomende problemen in Polen eiser kan klagen bij de Poolse autoriteiten of de daartoe geëigende hogere instanties. Niet gebleken is dat deze mogelijkheid voor eiser niet bestaat.
6. Verweerder heeft zich verder voldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat er geen aanleiding is om toepassing te geven aan artikel 17 van de Dublinverordening. In het kader van het betoog van eiser dat overdracht aan Polen van een onevenredige hardheid getuigt is door eiser gewezen op het artikel van Amnesty. Gelet op de conclusie in overweging 5 slaagt dat beroep niet. Eiser heeft verder geen andere omstandigheden naar voren gebracht.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 24 januari 2025 door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Verordening (EU) nr. 604/2014.
4.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.