ECLI:NL:RBDHA:2025:8572

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 mei 2025
Publicatiedatum
15 mei 2025
Zaaknummer
NL25.17876 en AWB 25/9468
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van een plaatsingsbesluit in een Handhaving- en Toezichtlocatie (HTL) en de daaropvolgende vrijheidsbeperkende maatregel

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag de beroepen van eiseres tegen het besluit van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa) om haar in een Handhaving- en Toezichtlocatie (HTL) te plaatsen en de vrijheidsbeperkende maatregel die door de Minister van Asiel en Migratie is opgelegd. Eiseres, een stateloze persoon, heeft op 15 april 2025 een plaatsingsbesluit ontvangen, dat is gebaseerd op een incident dat op 12 april 2025 heeft plaatsgevonden. Tijdens dit incident heeft eiseres een medebewoner en een beveiliger geslagen en zich racistisch uitgelaten. De rechtbank heeft de beroepen op 9 mei 2025 behandeld, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde. De rechtbank oordeelt dat het COa het incident terecht heeft gekwalificeerd als een incident met een zeer grote impact, gezien de aard en frequentie van het wangedrag van eiseres. De rechtbank concludeert dat de plaatsing in de HTL geen vrijheidsontneming inhoudt, ook niet gezien de psychische kwetsbaarheid van eiseres. De rechtbank wijst de beroepen ongegrond af, evenals het verzoek om schadevergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt op 15 mei 2025.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: NL25.17876 en AWB25/9468

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiseres

geboren [geboortedatum],
stateloos,
V-nummer: [V-nummer],
(gemachtigde: mr. J.P. van Mulken),
en

het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers, het COa,

evenals

de Minister van Asiel en Migratie, de minister,

(gemachtigde: mr. D.J. Halbesma).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank twee beroepen. Het eerste beroep van eiseres is gericht tegen het besluit van het COa van 15 april 2025, waarbij het COa heeft besloten om eiseres vanaf 15 april 2025 in een Handhaving- en Toezichtlocatie (HTL) in Hoogeveen te plaatsen (het plaatsingsbesluit). [1] Het tweede beroep van eiser is gericht tegen het besluit van de minister van dezelfde datum om haar een vrijheidsbeperkende maatregel [2] op te leggen.
1.1.
Het COa heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft de beroepen op 9 mei 2025 gelijktijdig op zitting behandeld. Eiseres is verschenen bijgestaan door haar gemachtigde. Het COa en de minister hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

2. De beroepen zijn ongegrond. Dit betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en ook geen vergoeding in de proceskosten. Hierna legt de rechtbank aan de hand van de beroepsgronden uit hoe zij tot dit oordeel komt.
2.1.
Het COa heeft een incident dat heeft plaatsgevonden op 12 april 2025 op de COa-locatie Arnhem Rijnkade aan het plaatsingsbesluit ten grondslag gelegd. Eiseres heeft – kort samengevat – met haar handtas een medebewoner en een beveiliger geslagen. Daarnaast heeft zij zich herhaaldelijk racistisch en kwetsend uitgelaten over mensen met een donkere huidskleur. Dit incident stond bovendien niet op zichzelf, maar vormde een dieptepunt in een lange reeks van grensoverschrijdende gedragingen van eiseres. In de maand voorafgaand aan het laatstgenoemde incident betreft het 16 gevallen van voornamelijk verbale agressie, een enkele keer fysiek geweld en het overtreden van huisregels.
2.2.
Het COa heeft het incident van 12 april 2025, mede gelet op de aard, ernst en frequentie van eiseres haar wangedrag, gekwalificeerd als incident met een zeer grote impact en heeft hierbij verwezen naar het Maatregelenbeleid. Het gedrag van eiseres heeft zowel de fysieke veiligheid als de gevoel van veiligheid van medebewoners en personeel ernstig in gevaar bracht. De beheersbaarheid van de locatie werd daardoor ernstig verstoord.
Feiten en kwalificatie
3. Eerst ter zitting heeft de gemachtigde aangegeven dat eiseres ook de feitelijke verslaglegging van het incident op 12 april 2025 betwist. Nu deze betwisting niet wordt onderbouwd met concrete en verifieerbare feiten en omstandigheden, ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan het gedetailleerde en consistente verslag van het incident door het COa. De rechtbank neemt hierbij ook in aanmerking dat dit verslag gebaseerd is op de waarnemingen van vier COa-medewerkers, twee beveiligers en een medebewoner.
3.1.
Uit de verslaglegging van het COa volgt dat eiseres zich verbaal en fysiek heeft misdragen tegen zowel medewerkers als een medebewoner. Op basis van de door het COa geschetste gang van zaken en beschrijving van spanning en onrust op de locatie die daarmee gepaard ging, is de rechtbank van oordeel dat het COa het incident terecht heeft aangemerkt als een incident met een zeer grote impact.
HTL-plaatsing en ROV-kamer vrijheidsbeneming?
4. Hetgeen eiseres hieromtrent aanvoert gaat volledig voorbij aan de uitspraak van de Afdeling van 11 september 2024 [3] , waarin met verwijzing naar de rechtspraak van het EHRM en het Hof van Justitie uitvoerig is uiteengezet dat de plaatsing in een HTL-locatie en een ROV-kamer geen vrijheidsbeneming inhoudt. Het enkele feit dat eiseres een psychisch kwetsbaar persoon is, rechtvaardigt niet de conclusie dat – in afwijking van de jurisprudentie van de Afdeling – de HTL-plaatsing in haar persoonlijke situatie toch vrijheidsbeneming meebrengt. Ook de volgens eiseres tekortschietende voorzieningen en hygiëne op de HTL-locatie kunnen – wat daar verder ook van zij – niet meebrengen dat een vorm van toezicht die op zichzelf geen vrijheidsbeneming meebrengt, alsnog vrijheidsbeneming wordt. Desgewenst kan eiseres een klacht indienen bij de COa over die aspecten van de opvang die haars inziens tekortschieten.
Onvoldoende rekening gehouden met medische en persoonlijke omstandigheden?
5. Eiseres is voorafgaand aan het plaatsingsbesluit gehoord en heeft haar zienswijze meermaals naar voren kunnen brengen, hetgeen zij ook heeft gedaan. Daarnaast heeft overleg plaatsgevonden met de huisarts over de vraag of er medische belemmeringen zijn met betrekking tot de HTL-plaatsing en het overnemen van de zorg. De huisarts heeft, na aanvankelijk op basis van het medisch dossier bezwaar te hebben gemaakt tegen een acute overplaatsing op 13 april 2025, aangegeven dat er geen medische bezwaren zijn tegen een overplaatsing op 15 april 2025 en dat de zorg dan kan worden overgenomen.
5.1.
Eiseres heeft aangevoerd dat uit het GZA-akkoord niet blijkt welke medische feiten en omstandigheden precies zijn afgewogen. Daarom is onvoldoende kenbaar in hoeverre met eiseres haar specifieke problematiek rekening is gehouden. Het plaatsingsbesluit is daarom onvoldoende zorgvuldig voorbereid.
5.2.
De rechtbank stelt voorop dat, ook zonder gedetailleerde beschrijving van alle afgewogen factoren, in beginsel ervan mag worden uitgegaan dat het GZA zijn akkoord heeft gebaseerd op het volledige medische dossier van eiseres, zoals dat bij het GZA bekend is, en de zorgmogelijkheden op de HTL-locatie. Het ligt vervolgens op de weg van eiseres om concreet en onderbouwd met medische stukken (bijvoorbeeld van haar behandelaren) aan te voeren tegen welke belemmeringen zij aanloopt als gevolg van haar verblijf op de HTL-locatie en waarom het GZA ten onrechte akkoord is gegaan met de overplaatsing. Het enkel opwerpen van vragen is daartoe onvoldoende. Van enige onzorgvuldigheid is daarom naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken.
Lichter middel
6. Eiseres stelt dat dat verweerder, mede gelet op haar psychische problematiek, onvoldoende heeft gedaan om haar middels preventieve begeleiding of maatregelen in haar gedrag bij te sturen.
6.1.
Het COa heeft in het plaatsingsbesluit uitvoerig toegelicht dat herhaaldelijk correctiegesprekken, waarschuwingen en ROV-maatregelen zijn ingezet, maar zonder resultaat. Eiseres maakt niet duidelijk waarom deze preventieve begeleiding of maatregelen, ondanks het uitblijven van resultaat, voortgezet hadden moeten worden alvorens een HTL-maatregel te kunnen opleggen.
Vrijheidsbeperkende maatregel
7. Het beroep tegen het plaatsingsbesluit is daarom ongegrond. Omdat het beroep tegen het plaatsingsbesluit ongegrond is en de vrijheidsbeperkende maatregel volledig steunt op dat besluit, oordeelt de rechtbank dat het beroep tegen de vrijheidsbeperkende maatregel ook ongegrond moet worden verklaard en wijst het verzoek tot schadevergoeding af.

Conclusie

8. Het beroep tegen het plaatsingsbesluit is daarom ongegrond. Omdat het beroep tegen het plaatsingsbesluit ongegrond is en de vrijheidsbeperkende maatregel volledig steunt op dat besluit, oordeelt de rechtbank dat het beroep tegen de vrijheidsbeperkende maatregel ook ongegrond moet worden verklaard en wijst het verzoek tot schadevergoeding af.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. de Ruijter, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.A. van der Wal griffier, op 15 mei 2025 en openbaar gemaakt door middel van gepseudonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
de griffier de rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak, voor zover het betreft het beroep tegen het plaatsingsbesluit, kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking. Tegen deze uitspraak, voor zover het betreft het beroep tegen de vrijheidsbeperkende maatregel, staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 10, eerste lid, aanhef en onder h en i, en artikel 11, eerste lid van de Regelingen verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005.
2.als bedoeld in artikel 56 van de Vreemdelingenwet 2000.
3.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 11 september 2024, ECLI:NL:RVS:2024:3564 en ECLI:NL:RVS:2024:3565.