ECLI:NL:RBDHA:2025:8606
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag om verlening van machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak hebben eisers beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister van Asiel en Migratie op hun aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf. De aanvraag is ingediend op 12 januari 2023, en de minister had op grond van de Vreemdelingenwet 2000 binnen 90 dagen moeten beslissen. De termijn is verlengd met drie maanden, waardoor de minister uiterlijk op 12 juli 2023 een besluit had moeten nemen. Aangezien er geen besluit is genomen, hebben eisers de minister op 27 juli 2023 rechtsgeldig in gebreke gesteld en op 9 oktober 2023 beroep ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat de minister niet tijdig heeft beslist.
De rechtbank legt de minister een termijn van twee weken op om een besluit bekend te maken, met de mogelijkheid om deze termijn te verlengen in bijzondere gevallen. In dit geval is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van een bijzonder geval, gezien de aanvragen om gezinshereniging bij houders van asielvergunningen. De rechtbank bepaalt dat de minister binnen acht weken na verzending van de uitspraak moet beslissen, met een dwangsom van € 100 per dag voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, tot een maximum van € 15.000.
Daarnaast stelt de rechtbank vast dat de minister aan eisers gezamenlijk € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd, en veroordeelt de minister tot betaling van de proceskosten van € 453,50 en het griffierecht van € 184. De uitspraak is gedaan op 12 mei 2025 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.