ECLI:NL:RBDHA:2025:8642

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 mei 2025
Publicatiedatum
16 mei 2025
Zaaknummer
Nl25.18397
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen wegens verantwoordelijkheid Spanje

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 mei 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Jemeniet, had op 6 februari 2025 een asielaanvraag ingediend, maar de minister van Asiel en Migratie weigerde deze in behandeling te nemen op basis van het claimakkoord met Spanje. Eiser had eerder al een asielaanvraag ingediend, die door de rechtbank Rotterdam ongegrond was verklaard. Eiser stelde dat hij in Spanje slachtoffer was van mishandeling en dat zijn rechten geschonden waren, maar de rechtbank oordeelde dat Spanje verantwoordelijk was voor de behandeling van zijn aanvraag en dat er geen reden was om aan het interstatelijk vertrouwensbeginsel te twijfelen. De rechtbank concludeerde dat de minister de aanvraag terecht niet in behandeling had genomen en verklaarde het beroep ongegrond. Eiser had geen recht op proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen zes weken verzet aantekenen tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.18397

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. A. Jhingoer),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 17 april 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder de opvolgende asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [datum] 1978 en heeft Jemenitische nationaliteit. Op 1 maart 2023 heeft hij voor de eerste keer een asielaanvraag ingediend in Nederland. Op 16 mei 2023 is een claimakkoord met de Spaanse autoriteiten tot stand gekomen. Verweerder heeft deze aanvraag bij beschikking van 27 juni 2023 niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk was voor de behandeling daarvan.
2. Eiser heeft beroep ingesteld tegen deze beschikking. Bij besluit van 11 juli 2023 heeft deze rechtbank, zittingsplaats Rotterdam, het beroep van eiser ongegrond verklaard. Eiser heeft hierna verzet gedaan tegen de uitspraak van de rechtbank. Het verzet is bij besluit van 9 augustus 2023 ongegrond verklaard. Het besluit van 27 juni 2023 staat daarmee vast. Eiser is op 26 oktober 2023 overgedragen aan Spanje.
3. Op 6 februari 2025 heeft eiser onderhavige asielaanvraag ingediend. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiser wederom niet in behandeling genomen. Verweerder heeft hieraan het claimakkoord van de Spaanse autoriteiten op 18 maart 2025 ten grondslag gelegd dat is geaccepteerd op grond van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder b, van de Dublinverordening, waarmee de verantwoordelijkheid van Spanje vaststaat.
4. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit, en stelt daartoe als volgt. Eiser is bij zijn eerste aankomst in Spanje slachtoffer geworden van willekeurige en buitensporige behandeling door overheidsfunctionarissen. Hij is mishandeld en opgesloten door de politie. Hiervan heeft hij geen aangifte van kunnen doen, omdat hij werd geboeid, zijn telefoon werd afgepakt en hij slechts één keer een advocaat heeft gezien. Daarnaast heeft eiser na zijn overdacht aan Spanje vanuit Nederland op 26 oktober 2023 zonder opvang gezeten. Hij heeft na afwijzing van zijn asielaanvraag slechts vijftien dagen de tijd gekregen om zijn woning te verlaten. Eiser stelt dat hij in strijd met artikel 3 van het EVRM [1] en artikel 4 van het Handvest [2] is behandeld. Volgens hem had verweerder onderzoek moeten doen of sprake was van systematische tekortkomingen of individuele risico’s bij overdracht aan Spanje. Verweerder heeft onvoldoende rekening gehouden met de omstandigheden die eiser naar voren heeft gebracht. Tot slot heeft eiser verklaard zich in Nederland veilig te voelen en getraumatiseerd te zijn door de ervaringen in Spanje.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. Niet in geschil is dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van eisers asielaanvraag. In geschil is of ten aanzien van Spanje uitgegaan kan worden van het interstatelijk vertrouwensbeginsel.
6. Verweerder stelt zich terecht op het standpunt dat ten aanzien van Spanje kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit uitgangspunt is door de Afdeling [3] bevestigd. [4] Het is aan eiser om aan de hand van objectieve informatie aannemelijk te maken dat in het geval van eiser ten aanzien van Spanje aanleiding bestaat om niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uit te gaan. Eiser is daar niet in geslaagd.
7. Deze rechtbank, zittingsplaats Rotterdam, heeft de ervaringen die eiser stelt te meegemaakt bij zijn eerste aankomst in Spanje al beoordeeld in de uitspraak van 11 juli 2023. [5] Deze uitspaak staat in rechte vast en de rechtbank zal daarover in deze uitspraak dan ook geen oordeel meer geven. Ten aanzien van de gebeurtenissen die eiser stelt te hebben meegemaakt na zijn overdracht aan Spanje vanuit Nederland op 26 oktober 2023 kan niet worden geoordeeld dat eiser bij overdracht aan Spanje een reëel risico loopt op een met artikel 4 van het Handvest en artikel 3 van het EVRM strijdige behandeling. Uit eisers verklaringen volgt dat aan hem in Spanje opvang is verleend. De enkele stelling van eiser dat hij na de afwijzing van zijn asielaanvraag vijftien dagen de tijd kreeg om zijn woning te verlaten maakt niet dat de hoge drempel van zwaarwegendheid als bedoeld in het arrest Jawo is gehaald. [6]
8. Daarnaast heeft Spanje met het claimakkoord van 18 maart 2025 toegezegd eisers asielaanvraag in behandeling te nemen met inachtneming van de Europese asiel- en opvangrichtlijnen. Indien eiser vindt dat Spanje zijn verplichtingen niet nakomt, ligt het op zijn weg om daarover in Spanje te klagen bij de (hogere) autoriteiten of de daartoe geëigende instanties. Niet is gebleken dat eiser geprobeerd heeft te klagen. Dat dit voor hem niet mogelijk, uiterst moeilijk of bij voorbaat zinloos is, is niet gebleken. Ook is niet gebleken dat de autoriteiten van Spanje hem niet zouden kunnen of willen helpen.
9. De verklaring van eiser dat hij zich veilig voelt in Nederland heeft verweerder in redelijkheid niet hoeven aan te merken als een bijzondere, individuele omstandigheid die maakt dat de overdracht van eiser aan Spanje van onevenredige hardheid getuigt. Verweerder heeft in de genoemde omstandigheden geen aanleiding hoeven zien om toepassing te geven aan artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening. Eisers persoonlijke ervaringen in Spanje zijn al beoordeeld in het kader van de vraag of van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. [7] Deze omstandigheden zijn derhalve niet van betekenis voor deze beoordeling.
10. Verweerder heeft, gelet op het voorgaande, de asielaanvraag van eiser terecht niet in behandeling genomen. Het beroep is ongegrond.
11. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 15 mei 2025 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van S.A. Sewratan, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden. Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
2.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
3.De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
6.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 19 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:218.
7.Zie ECLI:NL:RVS:2014:3164, Dit volgt ook uit de uitspraak van de Afdeling van 2 mei 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1860.