ECLI:NL:RBDHA:2025:8849

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 mei 2025
Publicatiedatum
21 mei 2025
Zaaknummer
NL24.40889
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van een Colombiaanse burger met vrees voor criminele organisatie Los Pachelly

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 mei 2025 uitspraak gedaan over de asielaanvraag van een Colombiaanse eiser, die zijn aanvraag had ingediend op 22 november 2022. De eiser vreesde voor zijn leven vanwege bedreigingen van de criminele organisatie Los Pachelly, na een eerdere aanval in 2017. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard, omdat de vrees voor vervolging niet geloofwaardig werd geacht. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de eiser over de betrokkenheid van Los Pachelly bij de aanvallen summier en tegenstrijdig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit en nationaliteit van de eiser geloofwaardig waren, maar dat de problemen met de bendeleden niet konden worden onderbouwd. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat het bestreden besluit ten onrechte was ondertekend door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, maar dat dit gebrek niet tot schade voor de eiser heeft geleid. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot betaling van proceskosten aan de eiser, vastgesteld op € 1.814.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.40889

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser,

V-nummer: [V-nummer] ,
(gemachtigde: mr. H.A.C. Klein Hesselink),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,
(gemachtigde: mr. H.J. Metselaar).

Procesverloop

Bij besluit van 26 september 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond. [1]
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 11 april 2025 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk was aanwezig [naam] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [datum] 1980 en heeft de Colombiaanse nationaliteit.
2. Eiser heeft op 22 november 2022 een asielaanvraag ingediend in Nederland. Hij heeft aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag gelegd. Op 22 januari 2017 is eiser op weg van zijn werk naar huis aangevallen door drie mannen. Eiser hoorde van zijn chef en van ziekenhuispersoneel dat de aanvallers leden van Los Pachelly waren. Eiser heeft aangifte gedaan, maar de daders zijn na hun aanhouding direct vrijgelaten en er is verder niets met de aangifte gedaan. In 2020 heeft eiser van collega’s vernomen dat tot drie keer toe mannen op motoren bij zijn werkgever naar hem hebben geïnformeerd. Op 7 september 2022 hebben twee mannen bij de woning van eisers ex-echtgenote en hun zoon naar eiser gevraagd. Eiser vreest dat de criminele organisatie Los Pachelly naar hem op zoek is vanwege de aangifte in 2017.
3. Verweerder heeft op 27 februari 2024 een voornemen uitgebracht, waarop eiser zijn zienswijze heeft gegeven. Hierop heeft verweerder zijn voornemen ingetrokken en op 28 juni 2024 een nieuw voornemen uitgebracht. Ook hierop heeft eiser zijn zienswijze gegeven.
4. In het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond. De identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser zijn door verweerder geloofwaardig geacht. De problemen met de bendeleden Los Pachelly acht verweerder niet geloofwaardig. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat de daders van de overval in 2017 tot Los Pachelly behoorden. Dit heeft hij, net als zijn wetenschap van de gebeurtenissen in 2020 en 2022, van horen zeggen. De verklaringen van eiser over de gebeurtenissen in 2020 en 2022 zijn volgens verweerder verder summier, vaag en tegenstrijdig.
5. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit. Hij voert aan dat het bestreden besluit onbevoegd is ondertekend door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser vindt dat hij zijn relaas, voor zover redelijkerwijs mogelijk, heeft onderbouwd met documenten en dat hij consistent en voldoende gedetailleerd heeft verklaard over de problemen met Los Pachelly. Eiser stelt in het eerste voornemen nog wel geloofwaardig is geacht dat eiser in 2017 is aangevallen door leden van Los Pachelly, maar dat verweerder dit in het tweede voornemen en het bestreden besluit ten onrechte niet meer gelooft. Ook stelt eiser dat zijn verklaringen ten onrechte als summier en vaag zijn aangemerkt, aangezien hij niet kon weten welke aanvullende informatie nog van hem werd verwacht. De gehoorambtenaar had hierop moeten doorvragen. Verweerder neemt volgens eiser ten onrechte aan dat sprake is van discrepanties tussen eisers verklaringen en door hem overgelegde documenten (een getuigschrift van 21 december 2016 van [bedrijf 1] en een bewijs van ontslag op 10 oktober 2022 bij [bedrijf 2]). Dat de politie in 2020 geen aangifte wilde opnemen, laat zien dat de autoriteiten eiser niet kon of wilde beschermen. Eiser bestrijdt dat hij tegenstrijdig en onaannemelijk heeft verklaard over hoe hij in 2022 was ondergedoken. Ook is volgens hem ten onrechte onaannemelijk gevonden dat hij steeds heeft weten te ontsnappen aan Los Pachelly.
De rechtbank oordeelt als volgt.
6. Zoals verweerder ter zitting heeft erkend, is het bestreden besluit ten onrechte ondertekend door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Verweerder heeft verklaard dat het besluit namens hem is genomen. Gelet hierop ziet de rechtbank aanleiding om het gebleken gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht te passeren. Gesteld noch gebleken is dat de belangen van eiser daardoor zijn geschaad.
7. Verweerder was in het kader van de voorbereiding van het bestreden besluit bevoegd om zijn voornemen van 27 februari 2024 te vervangen door een nieuw voornemen. Eiser in de gelegenheid gesteld een zienswijze te geven. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling volgt dat er geen rechtsregel is die met zich brengt dat verweerder nader dient te motiveren waarom hij tot een ander inzicht is gekomen in het nieuwe voornemen. [2] De beroepsgrond slaagt niet.
8. Verweerder heeft de vrees van eiser voor de bende Los Pachelly niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht. Verweerder stelt daarbij terecht dat de betrokkenheid van Los Pachelly bij de overval in 2017 en de incidenten in 2020 en 2022 niet blijkt niet uit de door eiser overgelegde documenten. Verweerder stelt terecht dat eiser zich baseert op een vermoeden, voor zover hij heeft verklaard dat hij in 2017 van derden hoorde dat de daders van de overval leden zijn van Los Pachelly. Verweerder heeft niet ten onrechte geconcludeerd dat uit eisers verklaringen over de gebeurtenissen in 2020 en 2022 evenmin blijkt van een relatie met Los Pachelly. Daarbij stelt verweerder terecht dat de verklaringen van eiser vaag en summier zijn gebleven. Zo heeft eiser niet weten te concretiseren door wie, wanneer en bij welke werkgever naar hem is geïnformeerd. Uit de verslagen van de gehoren volgt dat eiser hiervoor ruime gelegenheid heeft gehad. De rechtbank volgt niet dat het aan verweerder was om door te vragen. In dit verband is overigens ook niet gebleken van concrete informatie die niet betrokken is in verweerders beoordeling doordat onvoldoende is doorgevraagd. Verweerder heeft niet ten onrechte overwogen dat eiser niet inzichtelijk heeft weten te maken hoe Los Pachelly telkens kon achterhalen waar eiser verbleef en waar hij werkte. Dat de bendeleden in 2017 aan de hand van het uniform van eisers chef zouden hebben kunnen afleiden voor welk bedrijf eiser werkte kan niet worden gevolgd. Eiser heeft ter zitting verklaard dat hij tijdens de overval zelf geen uniform of werkkleding droeg. Daarnaast heeft verweerder niet ten onrechte overwogen dat eisers verklaringen over zijn werkkring en de door hem overgelegde documenten vragen oproepen: eiser heeft een getuigschrift uit 2016 overgelegd, terwijl hij volgens zijn verklaringen pas in 2017 bij deze werkgever zou zijn vertrokken [3] , eiser heeft verklaard dat hij bij een volgende werkgever tot 2020 zou hebben gewerkt [4] , terwijl het door hem overgelegde bewijs van ontslag bij deze werkgever dateert van 10 oktober 2022.
Verder heeft verweerder voldoende gemotiveerd tegengeworpen dat eiser op verschillende punten tegenstrijdig heeft verklaard over de gebeurtenissen in 2022. [5] Ook heeft verweerder niet ten onrechte overwogen dat het niet aannemelijk is dat leden van Los Pachelly eiser gedurende vijf jaar zouden hebben proberen te doden en daarbij wel eisers werkgevers en eisers gezin zouden hebben kunnen traceren, maar eiser zelf nooit hebben kunnen vinden.
9. Eisers asielaanvraag is terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond.
10. De rechtbank ziet, gelet op het gebrek in het bestreden besluit, wel aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.814 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 907 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.814 (duizend achthonderdveertien euro) aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan op 20 mei 2025 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Mohandes, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Zie de uitspraken van de Afdeling van 28 februari 2013, ECLI:NL:RVS:2013:BZ4449, 13 december 2018, ECLI:NL:RVS:2018:4116, en 1 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3350.
3.Verslag van nader gehoor, pagina 14.
4.Verslag van nader gehoor, pagina 14.
5.Voornemen 28 juni 2024 pagina 7, onder 3B2.