In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, gaat het om een beroep dat is ingediend door eiser, vertegenwoordigd door mr. H.A. Limonard, tegen de Minister van Asiel en Migratie. Eiser heeft beroep aangetekend omdat de minister niet tijdig heeft beslist op zijn asielaanvraag, ingediend op 7 november 2023. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister de wettelijke termijn van zes maanden voor het nemen van een besluit heeft overschreden. Eiser heeft de minister na het verstrijken van deze termijn verzocht om binnen twee weken alsnog te beslissen, maar dit verzoek is genegeerd, wat heeft geleid tot het indienen van het beroep.
De rechtbank heeft het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond verklaard. Dit houdt in dat de rechtbank de minister opdraagt om alsnog binnen zestien weken na de bekendmaking van deze uitspraak een besluit te nemen op de asielaanvraag. De rechtbank heeft daarbij het '8+8 wekenmodel' gehanteerd, wat betekent dat de minister binnen deze termijn een besluit moet nemen. Indien de minister deze termijn overschrijdt, is zij verplicht een dwangsom van € 100,- per dag te betalen, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast is de minister veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 453,50.
De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om verzet aan te tekenen binnen zes weken na verzending van de uitspraak. De rechtbank heeft de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht en de Vreemdelingenwet 2000 genoemd ter ondersteuning van haar beslissing.