In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, gaat het om een beroep dat eiseres heeft ingediend omdat de Minister van Asiel en Migratie niet tijdig heeft beslist op haar asielaanvraag van 1 januari 2024. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister de wettelijke termijn van zes maanden voor het nemen van een besluit heeft overschreden. Eiseres heeft de minister na het verstrijken van deze termijn verzocht om alsnog binnen twee weken te beslissen, maar de minister heeft hier niet op gereageerd, wat heeft geleid tot het indienen van beroep door eiseres.
De rechtbank heeft het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond verklaard. Dit houdt in dat de rechtbank de minister opdraagt om alsnog een besluit te nemen op de aanvraag, met inachtneming van het '8+8 wekenmodel', wat betekent dat de minister binnen zestien weken na de bekendmaking van deze uitspraak een besluit moet nemen. De rechtbank legt een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de minister deze termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast is de minister veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 453,50.
De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending. De rechtbank heeft de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht en de Vreemdelingenwet 2000 in overweging genomen bij het nemen van deze beslissing.