ECLI:NL:RBDHA:2025:8913

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 april 2025
Publicatiedatum
21 mei 2025
Zaaknummer
NL25.12562
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser, een Ugandees, tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie om zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel niet in behandeling te nemen. De minister heeft dit besluit genomen op basis van de Dublinverordening, omdat Spanje verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de asielaanvraag, aangezien eiser eerder in Spanje asiel heeft aangevraagd. Eiser heeft op 5 december 2024 asiel aangevraagd in Nederland en voert aan dat hij op 28 maart 2025 is uitgenodigd om aangifte te doen van mensenhandel, maar dat deze afspraak is afgezegd. Hij stelt dat het van belang is om af te wachten of het Openbaar Ministerie zich bevoegd acht voor strafrechtelijke vervolging, en dat dit een reden is om zijn asielaanvraag in behandeling te nemen.

De rechtbank heeft op 16 april 2025 de zaak behandeld, maar eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. De rechtbank concludeert dat de minister zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de aangifte van mensenhandel niet hoeft te worden afgewacht, omdat dit geen invloed heeft op de vaststelling van de verantwoordelijke lidstaat voor de behandeling van de asielaanvraag. De rechtbank oordeelt dat de minister voldoende zorgvuldig heeft gehandeld en dat er geen bijzondere, individuele omstandigheden zijn die de weigering om de asielaanvraag in behandeling te nemen onredelijk maken. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt het besluit van de minister.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.12562

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiser

(gemachtigde: O.C. Bondam)
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: R.R. Scholtens).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Verweerder heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 11 maart 2025 niet in behandeling genomen omdat Spanje ervoor verantwoordelijk is.
1.1
De rechtbank heeft het beroep van eiser op 16 april 2025 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht vooraf, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser is geboren op [geboortedag] 1985 en heeft de Ugandese nationaliteit. Op
5 december 2024 heeft eiser in Nederland asiel aangevraagd. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen, omdat hij eerder in Spanje asiel heeft aangevraagd. Spanje is daarom volgens verweerder verantwoordelijk voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser. [1]
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser voert aan dat hij op 28 maart 2025 is uitgenodigd om aangifte te doen van mensenhandel bij de politie Eindhoven betreffende gebeurtenissen die sinds zijn aankomst in Nederland hebben plaatsgevonden. Het COA [2] heeft deze afspraak afgezegd omdat hij tegelijk naar een afspraak van DTV [3] moest gaan. Eiser wenst in de gelegenheid gesteld te worden om aangifte te doen. Het is van belang om af te wachten of het Openbaar Ministerie zich bevoegd acht en aanknopingspunten ziet voor een strafrechtelijke vervolging. Ook zal worden beslist of de aanwezigheid van eiser gewenst is in verband met het strafrechtelijk onderzoek. Het voorgaande is een goede reden voor verweerder om de asielaanvraag op grond van artikel 17 Dublinverordening in behandeling te nemen. Het besluit is onzorgvuldig tot stand gekomen nu verweerder dit niet heeft betrokken in het besluit.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank beoordeelt of verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling hoefde te nemen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
5. De rechtbank geeft eiser geen gelijk. Hieronder legt de rechtbank uit hoe en waarom zij tot deze conclusie is gekomen.
Heeft eiser nog procesbelang?
6. Op 15 april 2025 heeft verweerder aan de rechtbank laten weten dat eiser op
13 april 2025 is geregistreerd als met onbekende bestemming vertrokken (MOB). De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft in de uitspraak van
1 juli 2024 [4] overwogen dat de bestuursrechter voorzichtig moet omgaan met het niet-ontvankelijk verklaren van een beroep op basis van een MOB-melding. Er mag vanuit gegaan worden dat een vreemdeling belang heeft bij zijn beroep als uit recente informatie van zijn gemachtigde van na de MOB-melding blijkt dat deze nog contact onderhoudt met de vreemdeling over de procedure. De rechtbank heeft op 15 april 2025 aan de gemachtigde van eiser verzocht om aan te geven of de gemachtigde nog contact onderhoudt met eiser. De gemachtigde heeft op 15 april 2025 laten weten dat hij dezelfde dag nog telefonisch contact heeft gehad met eiser en dat hij nog steeds procesbelang heeft. Verweerder heeft op zitting bevestigd dat eiser procesbelang heeft. Gelet op deze rechtspraak, het bericht van de gemachtigde van eiser en de verklaring van verweerder gaat de rechtbank ervan uit dat eiser nog procesbelang heeft bij de beoordeling van zijn beroep.
Artikel 17 van de Dublinverordening
7. De gronden van eiser komen erop neer dat verweerder niet alle door eiser gestelde omstandigheden heeft betrokken bij de beoordeling van artikel 17, eerste lid van de Dublinverordening.
7.1
Op grond van dit artikel mag verweerder asielaanvragen onverplicht aan zich trekken. Een dergelijke discretionaire bepaling toetst de bestuursrechter volgens vaste jurisprudentie van de hoogste bestuursrechter zeer terughoudend. Volgens het beleid van verweerder in onderdeel C2/5 van de Vreemdelingencirculaire 2000 wordt van deze bevoegdheid onder meer gebruik gemaakt in het geval van bijzondere, individuele omstandigheden die getuigen van onevenredige hardheid. De rechtbank zal beoordelen of verweerder, gelet op de stand van zaken rond eisers aangifte van mensenhandel, in redelijkheid kan weigeren om zijn asielaanvraag op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening in behandeling te nemen. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend en zal dat oordeel hierna toelichten.
7.2
Verweerder heeft zich in het bestreden besluit terecht op het standpunt gesteld dat de aangifte door eiser van mensenhandel niet hoeft te worden afgewacht omdat in een Dublinprocedure niet wordt toegekomen aan de vraag of eiser in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning vanwege het doen van deze aangifte. Dit volgt uit de uitspraken van de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State (de Afdeling) van 21 december 2018 [5] en van 25 februari 2021 [6] . Uit die uitspraken volgt dat de aangifte mensenhandel geen invloed heeft op de vaststelling van de verantwoordelijke lidstaat voor de behandeling van het asielverzoek van eiser. Dat de aangifte mogelijk gevolgen gaat hebben voor het verblijfsrecht van eiser in Nederland, maakt de vaststelling van de verantwoordelijke lidstaat niet anders. Het gaat in deze procedure immers alleen over de vraag welk land verantwoordelijk is voor de inhoudelijke behandeling van de asielaanvraag van eiser. Dat een vreemdeling nog niet in de gelegenheid is gesteld om aangifte te doen staat niet aan overdracht in de weg, zo blijkt uit laatstgenoemde uitspraak van de Afdeling. Verweerder heeft er verder op kunnen wijzen dat eiser – gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel – ook aangifte in Spanje kan doen. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat de Spaanse autoriteiten hem daarbij niet kunnen of willen helpen.
7.3
Uit voorgaande volgt dat de omstandigheid dat eiser stelt slachtoffer te zijn van mensenhandel en daarvan aangifte wil doen door verweerder is betrokken in de besluitvorming. Verweerder heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van bijzondere, individuele omstandigheden waardoor de overdracht aan Spanje leidt tot onevenredige hardheid en in redelijkheid kunnen weigeren de asielaanvraag in behandeling te nemen. Bij de beoordeling van artikel 17 van de Dublinverordening heeft verweerder immers geconcludeerd dat, gelet op al hetgeen in het bestreden besluit is overwogen, geen aanleiding wordt gezien de asielaanvraag van eiser in behandeling te nemen op grond van haar discretionaire bevoegdheid. Daarmee is ook voor wat betreft artikel 17 van de Dublinverordening voldoende blijk gegeven van een beoordeling die is toegespitst op de concrete omstandigheden van eiser.
8. De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit voldoende zorgvuldig tot stand is gekomen en voldoende is gemotiveerd.

Conclusie en gevolgen

9. De beroepsgronden slagen niet. Dat betekend dat het beroep ongegrond is en het besluit van verweerder om de asielaanvraag van eiser niet in behandeling te nemen omdat Oostenrijk ervoor verantwoordelijk is, in stand blijft.
10. Er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Smeets, rechter, in aanwezigheid van
J. Dommerholt, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen een week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie artikel 30, eerste lid van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Centraal Orgaan opvang asielzoekers
3.Dienst Terugkeer en Vertrek