In deze zaak heeft eiser op 16 april 2025 beroep ingesteld tegen de minister van Asiel en Migratie, omdat deze niet tijdig had beslist op de asielaanvraag van eiser, ingediend op 16 februari 2022. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister uiterlijk binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag had moeten beslissen, maar deze termijn was inmiddels verstreken. Op 25 maart 2025 heeft de minister alsnog een besluit genomen, waardoor de rechtbank oordeelt dat er geen aanleiding is om te bepalen dat de minister opnieuw een besluit moet nemen. Eiser had op het moment van indienen van het beroep al een beslissing ontvangen, waardoor het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit kennelijk niet-ontvankelijk is. Daarnaast heeft eiser geen gronden ingediend die betrekking hebben op het besluit van 25 maart 2025, waardoor dit beroep ongegrond is verklaard. De rechtbank concludeert dat er geen proceskostenvergoeding wordt toegekend, omdat er geen aanleiding voor bestaat. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.