Uitspraak
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[verzoeker], verzoeker,
de minister van Asiel en Migratie, verweerder,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de verzoeker op 6 mei 2025 verzet aangetekend tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank van 29 april 2025. De verzoeker heeft op 21 mei 2025 de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen om zijn geplande overdracht naar Kroatië op 23 mei 2025 te voorkomen. De voorzieningenrechter ontving op 22 mei 2025 een schriftelijke reactie van de verweerder, de minister van Asiel en Migratie, en deed uitspraak zonder zitting. De voorzieningenrechter oordeelde dat op grond van artikel 8:81 van de Awb een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien onverwijlde spoed dat vereist. De verzoeker had asiel aangevraagd in Nederland op 19 november 2024, maar zijn aanvraag werd niet in behandeling genomen omdat Kroatië verantwoordelijk was voor de behandeling. De rechtbank had eerder het beroep van de verzoeker ongegrond verklaard. De verzoeker stelde dat hij medische en psychische klachten had die verband hielden met zijn situatie in Kroatië en dat hij het verzet op zitting wilde toelichten. De verweerder stelde echter dat er geen sprake was van spoedeisend belang, omdat de overdracht vrijwillig was en er geen gedwongen vertrek zou plaatsvinden. De voorzieningenrechter concludeerde dat de verzoeker zelf kon bepalen of de overdracht doorging en dat er geen onverwijlde spoed was die een voorlopige voorziening vereiste. De voorzieningenrechter wees het verzoek af en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.