ECLI:NL:RBDHA:2025:9185

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 mei 2025
Publicatiedatum
26 mei 2025
Zaaknummer
NL24.48375
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-tijdig beslissen en afwijzing asielaanvraag; terugkeerbesluit ongegrond

In deze zaak heeft eiser op 20 maart 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Op 26 februari 2023 heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. Verweerder heeft op 30 augustus 2023 de aanvraag afgewezen. Eiser heeft het beroep gehandhaafd en de rechtbank heeft op 26 maart 2024 het beroep gegrond verklaard. Verweerder heeft hoger beroep ingesteld, waarna de Raad van State de uitspraak van de rechtbank heeft vernietigd en de zaak heeft teruggestuurd. Eiser is op 14 februari 2024 vrijwillig naar Syrië vertrokken en heeft een vertrekverklaring ondertekend, waarin hij instemt met het beëindigen van zijn verblijfsprocedures, behalve die tegen een terugkeerbesluit. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep tegen de afwijzing van de asielaanvraag niet-ontvankelijk is, omdat eiser geen procesbelang meer heeft. Echter, het beroep tegen het terugkeerbesluit is ontvankelijk, maar ongegrond, omdat eiser geen beroepsgronden heeft ingediend. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat eiser recht heeft op proceskostenvergoeding voor het beroep tegen het niet tijdig beslissen, vastgesteld op € 907,-. De rechtbank heeft de beroepen als volgt beslist: het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit en de afwijzing van de asielaanvraag zijn niet-ontvankelijk verklaard, terwijl het beroep tegen het terugkeerbesluit ongegrond is verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.48375

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. R.W.J.L. Loonen),
en

de Minister van Asiel en Migratie, verweerder

Procesverloop

1. Eiser heeft op 20 maart 2022 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Eiser heeft op 26 februari 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag.
1.1.
Verweerder heeft met het bestreden besluit van 30 augustus 2023 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond. Eiser heeft in de aanvullende gronden van 13 september 2023 aangegeven dat hij het niet eens is met het bestreden besluit en dat hij het beroep daarom handhaaft.
1.2.
Bij uitspraak van 26 maart 2024 [1] heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard. Verweerder heeft vervolgens hoger beroep ingesteld. De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) heeft bij uitspraak van 29 november 2024 [2] de uitspraak van de rechtbank vernietigd en teruggestuurd.
1.3.
Met toestemming van partijen heeft de rechtbank een zitting achterwege gelaten. Op 1 mei 2025 heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat de zaak over?
2. Eiser is op 14 februari 2024 vrijwillig vertrokken naar Syrië en heeft een vertrekverklaring ondertekend. Daarin staat, kort samengevat, dat alle nog openstaande procedures voor het verkrijgen van een verblijfstitel worden beëindigd, met uitzondering van procedures tegen een terugkeerbesluit en inreisverbod. Eiser heeft het beroep bij de rechtbank gehandhaafd omdat hij een oordeel wil over de proceskostenvergoeding.
Wat vindt verweerder?
3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Gelet daarop ziet verweerder ook geen aanleiding om proceskosten te vergoeden.
Wat vindt eiser?
4. Eiser geeft aan dat hij de vertrekverklaring heeft ondertekend omdat hij terug wilde naar Syrië. Over het al dan niet beëindigen van zijn procedures heeft hij zich niet geuit. Verweerder heeft in strijd met de goede procesorde geen contact opgenomen met de gemachtigde van eiser. Eiser heeft daardoor de juridische gevolgen van de verklaring niet goed kunnen overzien. Verder maakt de enkele terugkeer niet dat het beroep niet ontvankelijk is. Er moet immers nog een oordeel worden gegeven over de proceskosten.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Asielaanvraag
5. De rechtbank stelt vast dat eiser naar Syrië is vertrokken. Hiermee is het procesbelang voor wat betreft de beoordeling van het beroep tegen de afwijzing van de asielaanvraag komen te vervallen. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) blijkt namelijk dat instemming met intrekking van lopende verblijfsrechtelijke procedures in een vertrekverklaring in beginsel betekent dat de vreemdeling geen belang heeft bij de beoordeling van zijn beroep. [3] Daarbij is van belang dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij de vertrekverklaring niet heeft begrepen. Niet is gebleken dat eiser, ondanks het gebrek aan contact met zijn advocaat, niet de juridische gevolgen heeft kunnen overzien. Hij heeft immers via het formulier uitdrukkelijk verklaard dat hij de inhoud heeft begrepen. Het beroep voor zover dat is gericht tegen de afwijzing van de asielaanvraag is daarom niet-ontvankelijk.
Terugkeerbesluit
6. De rechtbank oordeelt dat eiser ten aanzien van het terugkeerbesluit wel procesbelang heeft. In de vertrekverklaring staat namelijk uitdrukkelijk vermeld dat procedures tegen het terugkeerbesluit met deze verklaring niet worden beëindigd. Het beroep voor zover dat is gericht tegen het terugkeerbesluit is dus ontvankelijk. De rechtbank stelt echter vast dat eiser geen beroepsgronden heeft gericht tegen het terugkeerbesluit. Het beroep voor zover dat is gericht tegen het terugkeerbesluit is daarom ongegrond.
Beroep niet-tijdig beslissen
7. De rechtbank stelt vast dat verweerder heeft beslist op de asielaanvraag van eiser. Hiermee is het procesbelang komen te vervallen. Het beroep voor zover dat is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit is daarom niet-ontvankelijk.
7.1.
Eiser heeft wel terecht beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. De rechtbank verwijst hiervoor naar rechtsoverwegingen 4 tot en met 4.3. van de vernietigde uitspraak. Weliswaar heeft de Afdeling de gehele uitspraak vernietigt, inclusief het oordeel over het beroep niet tijdig beslissen, maar niet is gebleken dat het oordeel over het beroep niet tijdig beslissen redengevend was voor de Afdeling om de uitspraak van 26 maart 2024 te vernietigen. Evenmin zijn tegen dit onderdeel van de uitspraak van 26 maart 2024 grieven aangevoerd. Daarom legt de rechtbank dezelfde rechtsoverwegingen uit die uitspraak ten grondslag aan deze uitspraak. Dat betekent dat eiser wel een vergoeding van zijn proceskosten krijgt.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep voor zover dat is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit en de afwijzing van de asielaanvraag is niet-ontvankelijk. Het beroep, voor zover dat is gericht tegen het terugkeerbesluit is ongegrond.
9. De rechtbank ziet aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht stelt de rechtbank de kosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand voor het beroep dat gericht is tegen het niet tijdig beslissen op eisers aanvraag vast op € 907,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van oordeel dat deze zaak van licht gewicht is.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep, voor zover dat is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit, niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep, voor zover dat is gericht tegen de afwijzing van de asielaanvraag niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep, voor zover dat is gericht tegen het terugkeerbesluit, ongegrond;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 907,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Garabitian, rechter, in aanwezigheid van mr. J.R. Froma, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.