ECLI:NL:RBDHA:2025:9191
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 14 maart 2025 niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk zou zijn voor de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 8 april 2025 behandeld, waarbij eiseres, haar gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de minister aanwezig waren.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de aanvraag in stand blijft. De rechtbank legt uit dat de Europese Unie regelgeving heeft over het in behandeling nemen van asielaanvragen, vastgelegd in de Dublinverordening. De minister mag een aanvraag niet in behandeling nemen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval heeft Nederland een verzoek om terugname aan Frankrijk gedaan, dat door Frankrijk is aanvaard.
Eiseres heeft aangevoerd dat het besluit niet zorgvuldig is voorbereid, maar de rechtbank oordeelt dat de minister voldoende redenen heeft gegeven voor de verantwoordelijkheid van Frankrijk. Eiseres heeft ook betoogd dat de minister niet mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, gezien de opvangtekorten in Frankrijk. De rechtbank stelt echter vast dat de minister in zijn algemeenheid mag uitgaan van dit beginsel, tenzij eiseres kan aantonen dat er een reëel risico is op een behandeling die in strijd is met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).
De rechtbank concludeert dat eiseres niet heeft aangetoond dat haar persoonlijke omstandigheden aanleiding geven om haar aanvraag inhoudelijk te beoordelen. De rechtbank oordeelt dat de minister de asielaanvraag van eiseres niet op grond van artikel 17 van de Dublinverordening in behandeling hoefde te nemen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en stelt vast dat eiseres mag worden overgedragen aan Frankrijk, zonder recht op vergoeding van proceskosten.