ECLI:NL:RBDHA:2025:9250

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 mei 2025
Publicatiedatum
26 mei 2025
Zaaknummer
NL25.6985
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • H. Hanssen - Telman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanvullend terugkeerbesluit van de Minister van Asiel en Migratie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 mei 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een aanvullend terugkeerbesluit van de Minister van Asiel en Migratie. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. L. Rossingh, had eerder een terugkeerbesluit ontvangen op 17 december 2023, dat hem verplichtte terug te keren naar Libië. Dit besluit werd aangevuld met een nieuw besluit op 4 februari 2025, waarin werd aangegeven dat de terugkeerinspanningen zich nu zouden richten op Tunesië, omdat de overheid van Tunesië eiser als onderdaan had geaccepteerd.

De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard. Eiser had aangevoerd dat het aanvullend terugkeerbesluit niet zorgvuldig was voorbereid en dat er geen grondslag was voor het besluit, omdat hij geen herhaalde asielaanvraag had ingediend. De rechtbank oordeelde echter dat de minister voldoende informatie had verzameld en dat eiser de gelegenheid had gehad om zijn zienswijze naar voren te brengen tijdens een gehoor. De rechtbank concludeerde dat het terugkeerbesluit voldeed aan de wettelijke vereisten en dat de minister terecht het besluit had genomen.

De rechtbank benadrukte dat het terugkeerbesluit niet alleen vermeldde dat het verblijf van eiser onrechtmatig was, maar ook naar welk land hij moest terugkeren. Eiser was op 25 februari 2025 daadwerkelijk uitgezet naar Tunesië, wat door zijn gemachtigde ter zitting werd bevestigd. De rechtbank besloot dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling en dat het beroep ongegrond was.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.6985

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

v-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. M.A.M. Karsten),
en

de Minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: mr. L. Rossingh).

Procesverloop

1. Bij bestreden besluit van 4 februari 2025 is aan eiser een (aanvullend) terugkeerbesluit opgelegd. Met dit besluit is het eerder aan eiser uitgereikte terugkeerbesluit van 17 december 2023 aangevuld.
1.5.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. De minister heeft een verweerschrift ingediend.
1.6.
De rechtbank heeft het beroep op 16 april 2025 op zitting behandeld. Eiser en de minister hebben zich beiden laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

Totstandkoming van het bestreden besluit
2. Bij besluit van 17 december 2023 heeft de minister de asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser heeft evenmin een verblijfsvergunning regulier gekregen dan wel uitstel van vertrek gekregen om medische redenen. Tevens is aan eiser een inreisverbod opgelegd voor de duur van twee jaren. Aan hem is een terugkeerbesluit opgelegd, waarin staat dat eiser niet langer rechtmatig in Nederland verblijft, dat hij dient terug te keren naar Libië en dat hij Nederland onmiddellijk moet verlaten. Het beroep tegen dit besluit is door deze rechtbank op 5 februari 2024 niet-ontvankelijk verklaard. [1]
3. Op 11 februari 2024 is eiser in vreemdelingenbewaring gesteld na ontslag uit strafrechtelijke detentie.
4. Op 12 november 2024 is een voorstel ongewenst verklaring gedaan.
5. Bij bestreden besluit van 4 februari 2025 is aan eiser een (aanvullend) terugkeerbesluit opgelegd. Met dit besluit is het eerder aan eiser uitgereikte terugkeerbesluit van 17 december 2023 aangevuld met een of meer gegevens die ten tijde van dit eerder genomen besluit nog niet bekend waren of wel bekend waren maar niet in het eerdere besluit zijn genoemd. In het aanvullend terugkeerbesluit is aangegeven dat de terugkeerinspanningen zich zullen richten op Tunesië. De overheid van Tunesië heeft eiser geaccepteerd als onderdaan van Tunesië.
6. De rechtbank beoordeelt of de minister terecht aan eiser een aanvullend terugkeerbesluit heeft opgelegd, waarin aan eiser de plicht is opgelegd om zich onmiddellijk naar Tunesië te begeven. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
7. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Asielaanvraag
8. De rechtbank stelt allereerst vast dat de gemachtigde van eiser ter zitting heeft erkend dat eiser geen herhaalde asielaanvraag heeft ingediend en hiertoe ook geen aanleiding ziet. De stelling in beroep dat er vanwege de asielaanvraag sprake is van rechtmatig verblijf waardoor de grondslag ontbreekt voor een terugkeerbesluit komt met deze vaststelling te vervallen en behoeft dan ook geen bespreking meer.
Strafonderbreking
9.1.
Eiser heeft in zijn beroepsgronden van 10 maart 2025 aangevoerd dat hij beroep heeft ingesteld tegen het besluit hem strafonderbreking te verlenen en gesteld dat er vanwege dit beroep geen grondslag bestaat voor het aanvullend terugkeerbesluit.
9.2.
Nu eiser dit standpunt ter zitting heeft laten vallen, behoeft ook deze grond geen bespreking meer.
Is het terugkeerbesluit zorgvuldig tot stand gekomen?
10. Eiser heeft voorts aangevoerd dat de minister zorgvuldig het aanvullende terugkeerbesluit dient voor te bereiden. Dit omvat het vergaren van relevante informatie en het onderzoeken van gewijzigde omstandigheden, zoals vastgesteld door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) op 25 september 2023. [2] De minister heeft dat niet gedaan en daarom heeft hij onzorgvuldig gehandeld.
10.1.
De rechtbank stelt vast dat de minister eiser op 4 februari 2024 heeft gehoord over de voorgenomen aanwijzing van een land van terugkeer, maar ook over de vraag of er sprake is van gewijzigde omstandigheden die relevant zijn voor de (on)rechtmatigheid van het verblijf van eiser. Eiser heeft tijdens het gehoor hierover zijn zienswijze naar voren kunnen brengen. Op die manier heeft eiser de mogelijkheid gehad om alle feiten en (persoonlijke) omstandigheden aan te voeren die relevant zijn voor zijn situatie en daarmee voor het aanvullende besluit. Anders dan eiser betoogt, bevindt het proces-verbaal van gehoor [3] zich wel in het digitale dossier. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
Voldoet het (aanvullend)terugkeerbesluit aan de eisen?
11. Anders dan eiser is de rechtbank van oordeel dat het terugkeerbesluit van
4 februari 2025 voldoet aan de vereisten van een terugkeerbesluit.
11.1.
De rechtbank wijst op vaste jurisprudentie [4] van de Afdeling en het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) van 14 mei 2020 in de zaak FMS e.a., [5] waaruit volgt dat in een terugkeerbesluit niet alleen moet worden vermeld dat het verblijf van een vreemdeling onrechtmatig is of wordt en dat hij binnen een door de minister te stellen termijn moet terugkeren, maar ook naar welk land hij moet terugkeren.
11.2.
De rechtbank stelt vast dat het terugkeerbesluit van 27 december 2023 als herhaald en ingelast is beschouwd in het aanvullende terugkeerbesluit van 4 februari 2025.
In het oorspronkelijke terugkeerbesluit staat onder gevolgen het volgende vermeld:
“ Dit besluit geldt ook als terugkeerbesluit en betekent dat u niet langer rechtmatig in Nederland verblijft. U dient terug te keren naar Libië, U moet Nederland onmiddellijk verlaten ”.
11.3.
De rechtbank merkt voorts op dat in het aanvullend terugkeerbesluit is aangegeven dat de terugkeerinspanningen van de Nederlandse overheid zich zullen richten op het door eiser opgegeven land ten aanzien waarvan concrete aanwijzingen bestaan dat eiser er mogelijk uit afkomstig is, namelijk Tunesië. Met het opnemen van Tunesië als land waarop de inspanningen tot terugkeer zijn gericht, is het voor eiser voldoende kenbaar naar welk land hij wordt geacht terug te keren of zal worden verwijderd als het op gedwongen terugkeer aankomt. Naar het oordeel van de rechtbank is daarom sprake van een terugkeerbesluit dat voldoet aan de vereisten zoals die voortvloeien uit de hierboven genoemde jurisprudentie.
11.4.
Volledigheidshalve merkt de rechtbank op dat eiser op 25 februari 2025 ook daadwerkelijk is uitgezet naar Tunesië, hetgeen ook door eisers gemachtigde ter zitting is bevestigd.

Conclusie en gevolgen

12. De minister heeft terecht een (aanvullend) terugkeerbesluit opgelegd. De rechtbank stelt vast dat dit terugkeerbesluit zorgvuldig is voorbereid en voldoende deugdelijk is gemotiveerd. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. Hanssen - Telman, rechter, in aanwezigheid van
mr. S. Derks, griffier en openbaar gemaakt door middel van gepseudonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt en openbaar gemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak bekend is gemaakt.

Voetnoten

1.NL23.40696 en NL23.40697.
3.M110.
4.Uitspraak van de Afdeling van 2 juni 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1155
5.ECLI:EU:C:2020:367