In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. D. van Elp, beroep ingesteld tegen de minister van Asiel en Migratie wegens het niet tijdig beslissen op zijn nareisaanvraag. De rechtbank had eerder bepaald dat de minister binnen acht weken op de aanvraag moest beslissen, maar deze termijn is verstreken zonder dat er een besluit is genomen. Eiser heeft daarom beroep ingesteld, waarbij hij ook verzocht om vrijstelling van griffierecht, wat door de rechtbank is toegewezen. De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk is, ondanks het ontbreken van een ingebrekestelling, omdat er een duidelijke termijn was gesteld door de rechtbank in de eerdere uitspraak. De rechtbank constateert dat de minister niet binnen de gestelde termijn heeft beslist en verklaart het beroep gegrond. De minister wordt opgedragen om binnen twee weken na verzending van de uitspraak alsnog een besluit te nemen. Tevens wordt er een dwangsom van € 250,- per dag opgelegd voor elke dag dat de minister de termijn overschrijdt, met een maximum van € 37.500,-. Eiser krijgt ook een vergoeding voor proceskosten van € 453,50 toegekend.