In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 mei 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring van een Algerijnse vreemdeling. De maatregel van bewaring was op 2 april 2025 opgelegd door de minister van Asiel en Migratie. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. Tijdens de zitting op 23 mei 2025, waar eiser via telehoren aanwezig was, heeft de rechtbank de zaak behandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat er zicht op uitzetting naar Algerije bestaat, gebaseerd op recente cijfers over de afgifte van laissez-passers en uitzettingen. De rechtbank oordeelt dat de minister voldoende voortvarend handelt en dat er geen reden is om aan te nemen dat er geen redelijk vooruitzicht op verwijdering is. Eiser's argument dat zijn psychische gesteldheid een lichter middel zou vereisen, werd niet gevolgd, omdat hij dit niet voldoende heeft onderbouwd. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.