In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie. Eiser heeft op 14 juli 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend, welke door de minister op 1 mei 2024 als ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft het onderzoek op zitting geschorst om de minister in staat te stellen onderzoek te doen naar recent overgelegde aangiften door eiser. Na een nieuw besluit van de minister op 20 november 2024, heeft de rechtbank het onderzoek op 4 maart 2025 hervat. De rechtbank heeft de afwijzing van de asielaanvraag beoordeeld aan de hand van de beroepsgronden van eiser en eiseres, waarbij de betrokkenheid bij de Gülen-beweging en de problemen met de Turkse autoriteiten centraal stonden.
De rechtbank oordeelt dat het beroep van eiser gegrond is, omdat de minister onvoldoende rekening heeft gehouden met de geloofwaardigheid van de verklaringen van eiser over zijn betrokkenheid bij de Gülen-beweging en de gevolgen daarvan. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit van de minister en draagt deze op om binnen vier weken een nieuw besluit te nemen. Het beroep van eiseres is ongegrond verklaard, omdat haar verklaringen niet als geloofwaardig werden beschouwd. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de minister in strijd met de goede procesorde heeft gehandeld door nadere stukken van eisers niet toe te laten, wat de voortgang van de procedure heeft belemmerd. De rechtbank heeft de minister veroordeeld tot betaling van proceskosten aan eiser.