ECLI:NL:RBDHA:2025:9430

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 mei 2025
Publicatiedatum
28 mei 2025
Zaaknummer
NL24.19513 en NL24.19514
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van eiser en eiseres met betrokkenheid bij de Gülen-beweging en afwijzing door de minister van Asiel en Migratie

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie. Eiser heeft op 14 juli 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend, welke door de minister op 1 mei 2024 als ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft het onderzoek op zitting geschorst om de minister in staat te stellen onderzoek te doen naar recent overgelegde aangiften door eiser. Na een nieuw besluit van de minister op 20 november 2024, heeft de rechtbank het onderzoek op 4 maart 2025 hervat. De rechtbank heeft de afwijzing van de asielaanvraag beoordeeld aan de hand van de beroepsgronden van eiser en eiseres, waarbij de betrokkenheid bij de Gülen-beweging en de problemen met de Turkse autoriteiten centraal stonden.

De rechtbank oordeelt dat het beroep van eiser gegrond is, omdat de minister onvoldoende rekening heeft gehouden met de geloofwaardigheid van de verklaringen van eiser over zijn betrokkenheid bij de Gülen-beweging en de gevolgen daarvan. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit van de minister en draagt deze op om binnen vier weken een nieuw besluit te nemen. Het beroep van eiseres is ongegrond verklaard, omdat haar verklaringen niet als geloofwaardig werden beschouwd. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de minister in strijd met de goede procesorde heeft gehandeld door nadere stukken van eisers niet toe te laten, wat de voortgang van de procedure heeft belemmerd. De rechtbank heeft de minister veroordeeld tot betaling van proceskosten aan eiser.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.19513 en NL24.19514

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 mei 2025 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer 1] , eiser

en
[eiseres] ,v-nummer: [nummer 2] , eiseres
mede namens haar minderjarig kinderen
[kind 1]en
[kind 2]
samen: eisers
(gemachtigde: mr. E. Arslan),
en

de minister van Asiel en Migratie

(gemachtigde: mr. M.J.C. van der Woning).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser heeft op 14 juli 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 1 mei 2024 de aanvraag afgewezen als ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting van 15 augustus 2024 geschorst naar aanleiding van het verzoek van de minister om onderzoek te kunnen doen naar de recent door eiser overgelegde aangifte. Eiser heeft ingestemd met een schorsing. De minister heeft hierop op 20 november 2024 een nieuw besluit genomen. Eiser heeft aangegeven dat hij het niet eens is met dit besluit. Daarom heeft de rechtbank het onderzoek op de zitting van 4 maart 2025 hervat. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigde van eisers en de gemachtigde van de minister.
1.2.
De minister heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvragen van eisers. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
3. Het beroep van eiser is gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas van eiser
4. Eiser legt aan zijn asielaanvraag – kort samengevat – het volgende ten grondslag. Hij is tijdens zijn studententijd betrokken geweest bij de Gülen-beweging en heeft ook lesgegeven op een bijschool. Doordat zijn vrouw persoonlijke problemen had met de schooldirectrice van de school waar zij werkzaam waren, is er een inval geweest bij hen thuis en zijn ze beiden gearresteerd en meegenomen naar het politiebureau. De politie heeft eiser daar ook geconfronteerd met de betrokkenheid van zijn oom bij de Gülen-beweging.
Nieuw asielmotief van eiser
4.1.
Eiser heeft op 29 april 2024 een bericht op Instagram geplaatst waarin hij president Erdogan achterlijk noemde. Op 30 april 2024 heeft zijn zwager [persoon A] aangifte tegen hem gedaan voor belediging van de Turkse president. In de aangifte heeft [persoon A] ook genoemd dat eiser banden heeft met de Gülen-beweging. Vervolgens heeft [persoon A] eiser op Instagram een bericht gestuurd dat hij aangifte tegen hem heeft gedaan, waarop eiser zijn Instagram-account heeft afgeschermd. Op 28 mei 2024 is de politie bij de woning van eiser in Turkije aan de deur geweest. Op 30 mei 2024 is er een opsporingsonderzoek naar eiser verricht en op 4 juni 2024 is er een arrestatiebevel voor hem uitgevaardigd. Op 30 september 2024 is er een tenlastelegging opgesteld. Eiser wordt beschuldigd van belediging van de president en het Openbaar Ministerie verzoekt de rechtbank om hem te straffen.
Het asielrelaas van eiseres
5. Eiseres legt aan haar asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiseres heeft van 2004 tot 2009 enkele activiteiten voor de Gülen-beweging verricht. Daarnaast heeft zij op 31 mei 2013 deelgenomen aan een demonstratie in het [naam park] . Het park zou worden gesloten en eiseres was hierop tegen. Eiseres heeft verder problemen ondervonden met de directrice van de school waar zij werkte. Er zijn boeken gelieerd aan Gülen gevonden in haar werkkamer. Het waren boeken van [persoon B] . Verder is eiseres gearresteerd en na één dag vrijgelaten. Daarna is zij met haar gezin vertrokken uit Turkije.
De bestreden besluiten
6. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende relevante elementen:
Identiteit, nationaliteit en herkomst;
U heeft lesgegeven op een bijschool en u bent betrokken geweest bij de sohbet in een studentenwoning van de Gülen-beweging;
De inval op 25 juni 2023 en de arrestatie door de politie;
De problemen naar aanleiding van een beledigende social media post over president Erdogan.
6.1.
De minister acht de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig. Hetzelfde geldt voor het lesgeven op een bijschool en eisers betrokkenheid bij de sohbet in een studentenwoning van de Gülen-beweging. De problemen naar aanleiding van een beledigende social media post over president Erdogan zijn geloofwaardig. De minister acht het element ‘de inval op 25 juni 2023 en de arrestatie door de politie’ echter ongeloofwaardig. De geloofwaardig geachte elementen acht de minister niet zwaarwegend genoeg om te concluderen dat eiser vluchteling is in de zin van het Vluchtelingenverdrag of dat hij een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. De minister concludeert daarom dat de asielaanvraag als ongegrond wordt afgewezen.
7. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens de minister de volgende relevante elementen:
Identiteit, nationaliteit en herkomst;
Deelname aan de [naam park] demonstratie op 31 mei 2013;
De problemen op school met de directrice en de arrestatie.
7.1.
De minister stelt zich op het standpunt dat de verklaringen van eiseres over haar identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig zijn. Dit geldt ook voor de verklaringen over haar deelname aan de demonstratie in het [naam park] . De verklaringen over de problemen met de directrice van de school waar eiseres werkzaam was en de arrestatie acht de minister ongeloofwaardig. De minister concludeert daarom dat de asielaanvraag als ongegrond wordt afgewezen.
Strijd met goede procesorde?
8. Eisers hebben op 28 februari 2025 nadere stukken ingediend en op 1 maart 2025 aanvullende gronden ingediend. Zij hebben verzocht om de stukken bij de procedure te betrekken. De minister heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat deze stukken eerder konden worden ingediend en dat hij nu niet in staat is om daar adequaat op te reageren. Bovendien wijst de minister erop dat de stukken een omvang van 292 pagina’s hebben zonder enige verwijzing en specificatie waar in de rapporten naar moet worden gekeken. Hij heeft de rechtbank verzocht de stukken wegens strijd met goede procesorde buiten beschouwing te laten.
8.1.
Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) volgt dat later in de procedure nog nadere gegevens of nadere stukken ter onderbouwing van een eerder ingenomen standpunt mogen worden ingediend. Dat mag alleen niet als dat in strijd is met de goede procesorde. Er is sprake van strijd met de goede procesorde als die nadere gegevens of nadere stukken verwijtbaar zo laat worden ingediend, dat de andere partij wordt belemmerd om daarop adequaat te reageren of de goede voortgang van de procedure daardoor anderszins wordt belemmerd. Voor het beantwoorden van die vraag is doorslaggevend of een zinvolle bespreking van de stukken op de zitting kan plaatsvinden. [1]
8.2.
De rechtbank heeft op zitting besloten de stukken buiten beschouwing te laten wegens strijd met de goede procesorde. De verklaring van de gemachtigde van eisers ter zitting dat hij de stukken niet eerder heeft kunnen indienen vanwege zijn drukke werkzaamheden, acht de rechtbank onvoldoende om de stukken toe te laten. Daarbij acht de rechtbank van belang dat de behandeling van de beroepen al in augustus 2024 is aangevangen en vervolgens geschorst vanwege een nieuw asielmotief. Niet valt in te zien waarom de stukken niet in een eerder stadium dan zo kort voor de zitting konden worden overlegd. Door het indienen van nadere stukken en aanvullende gronden van deze omvang zo kort voor de zitting wordt de minister belemmerd om daar adequaat op te reageren, zodat een zinvolle bespreking van de stukken ter zitting niet mogelijk is.
Heeft de minister geen zorgvuldige integrale geloofwaardigheidsbeoordeling gemaakt?
9. Eisers betogen dat de minister geen zorgvuldige integrale geloofwaardigheidsbeoordeling heeft gemaakt. Het had op de weg van de minister gelegen om de verklaringen van eisers te beoordelen in het licht van de aangevoerde rapporten en ambtsberichten ten aanzien van betrokkenheid bij de Gülen-beweging. Bovendien vereist het Unierecht geen volledige onderbouwing en daar is de minister ten onrechte aan voorbijgegaan.
9.1.
Dit betoog slaagt niet. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat hij in zijn besluitvorming voldoende kenbaar heeft getoetst of de inval en de aanhouding te maken zouden kunnen hebben met de activiteiten voor de Gülenbijschool en de activiteiten van eiser in zijn studententijd, waardoor aan eisers mogelijk het Gülenisme toegedicht zou kunnen worden. De minister heeft daarbij niet ten onrechte overwogen dat ook de verklaringen die niet objectief zijn, kenbaar zijn betrokken in de besluitvorming. Het is de rechtbank dan ook niet gebleken dat de minister de verklaringen van eiser onvoldoende in het licht van de rapporten heeft beoordeeld.
Heeft de minister niet alle relevante elementen vastgesteld?
10. Eisers betogen dat de minister ten onrechte niet alle relevante elementen heeft vastgesteld. De minister heeft ten onrechte de losse activiteiten die eiser heeft verricht in zijn studententijd onder het tweede relevante element betrokken. Ook heeft de minister ten onrechte de deelname aan diverse protesten niet als afzonderlijk relevant element aangemerkt. Het had op de weg van de minister gelegen om al deze elementen als aparte elementen aan te merken en kenbaar bij de beoordeling te betrekken. Eisers wijzen ter onderbouwing naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, van 1 maart 2019. [2]
10.1.
Dit betoog slaagt niet. De minister heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat hij alle relevante elementen heeft vastgesteld. De losse activiteiten in de studententijd en de deelname aan diverse protesten zijn namelijk meegenomen in het besluit onder het tweede relevante element en zijn door de minister geloofwaardig geacht. De minister heeft daarbij mogen overwegen dat het apart benoemen van de losse activiteiten als relevante elementen de zwaarwegendheidstoets niet anders maakt. De door eiser aangehaalde uitspraak van zittingsplaats Amsterdam maakt dit niet anders. De activiteiten waren geen aanleiding voor eisers om bescherming te zoeken, omdat het vluchtmotief immers ziet op het conflict met de directrice van eiseres en de daaruit gestelde problemen.
Heeft de minister de problemen op school met de directrice en arrestatie (relevant element 3 eiseres) en de inval en arrestatie op 25 juni 2023 (relevant element 3 eiser) ten onrechte niet geloofwaardig geacht?
11. Eisers betogen dat de minister ten onrechte de inval en arrestatie op 25 juni 2023 ongeloofwaardig heeft geacht. De minister heeft ten onrechte onvoldoende gemotiveerd waarom de problemen van eiseres met de directrice onvoldoende zijn onderbouwd en de minister stelt ten onrechte dat de verklaringen ten aanzien van fraude door de directrice gebaseerd zijn op vermoedens. Gebeurtenissen in het land van herkomst kunnen namelijk gebaseerd zijn op eigen waarnemingen en wat vreemdelingen van derden hebben gehoord. Van eisers kan daarom niet worden verlangd dat zij alles met documenten onderbouwen. Wat eiseres heeft verklaard over frauduleuze praktijken van de directrice is gebaseerd op haar eigen waarnemingen, nu zij getuige is geweest van telefoongesprekken. [3] Eiseres heeft niet meteen aangifte van verduistering gedaan, omdat zij verantwoordelijk was voor de facturen en haar handtekening onder de stukken staat waardoor zij vervolgd zal worden. Eisers betogen verder dat geen sprake is van tegenstrijdigheden, omdat de arrestatie buitengerechtelijk heeft plaatsgevonden wat een ander licht werpt op de verklaringen. Eiser is verhoord, maar bij eiseres zijn alleen beschuldigingen geuit en haar zijn geen vragen gesteld, waardoor zij vanuit haar beleving niet is verhoord. Verder betogen eisers dat de inval en arrestatie gelinkt moeten worden aan de activiteiten voor de Gülen-beweging vanwege het zakelijk conflict met de directrice en omdat de directrice boeken van Gülen in eiseres haar kamer heeft geplaatst. Tot slot hebben eisers bij de correcties en aanvullingen verschillende documenten overgelegd die zien op de oom van eiser, namelijk een uittreksel van het bevolkingsregister, een internationale overlijdensakte en krantenartikelen waarin staat dat zijn oom zelfmoord heeft gepleegd, omdat hij zou worden gearresteerd wegens beschuldiging van lidmaatschap van de gewapende terreurorganisatie Fetö/PDY.
11.1
Dit betoog slaagt niet. De minister heeft zich naar het oordeel van de rechtbank niet ten onrechte en voldoende deugdelijk gemotiveerd op het standpunt gesteld dat eisers niet kunnen worden gevolgd in hun verklaringen over de inval en arrestatie op 25 juni 2023 wegens betrokkenheid bij de Gülen-beweging. Hierbij heeft de minister niet ten onrechte betrokken dat eisers op dit punt tegenstrijdige verklaringen hebben afgelegd. Zo heeft eiser verklaard dat de reden van de arrestatie niet direct werd vermeld, terwijl eiseres heeft verklaard dat Gülen wel direct werd genoemd. Daarnaast heeft eiser verklaard dat ze beiden zijn verhoord en eiseres heeft verklaard dat ze alleen heeft vastgezeten en niet is verhoord. [4] De minister mocht van eisers verwachten dat zij consistente verklaringen afleggen. Dit klemt te meer omdat de gebeurtenissen aanleiding waren voor eisers vertrek.
Verder stelt de minister niet ten onrechte dat het niet aannemelijk is dat eiser is geconfronteerd met de betrokkenheid van zijn oom bij de Gülen-beweging. Eisers verklaring over een politieagent die bevriend is geweest met eisers oom en alles weet over eisers verleden en de agenten informatie zou hebben doorgespeeld, is enkel gebaseerd op vermoedens. Dat uit nieuwsberichten blijkt dat arrestaties in het algemeen plaatsvinden, maakt de confrontatie met zijn oom wegens betrokkenheid met de Gülen-beweging niet aannemelijk. De minister stelt tot slot niet ten onrechte dat het niet aannemelijk is dat de inval en de arrestatie moeten worden gelinkt aan de activiteiten voor de Gülen-beweging, omdat eisers nooit problemen hebben ondervonden als gevolg van deze activiteiten.
11.2.
Ten aanzien van het zakelijk conflict dat eiseres met de directrice had stelt de minister niet ten onrechte dat de conclusies die eiseres aan haar waarnemingen verbindt, gestoeld zijn op vermoedens. Dit heeft eiseres ook zelf verklaard. [5] Daarbij stelt de minister niet ten onrechte dat eiseres haar aantijgingen richting de directrice niet met documenten heeft onderbouwd. De minister heeft daarbij mogen overwegen dat de door eiseres overgelegde documenten niet overeenkomen met haar verklaringen, omdat uit de door eiseres overgelegde documenten niet blijkt van fraude door de directrice of betrokkenheid van eisers bij de Gülen-beweging. Dit doet afbreuk aan de geloofwaardigheid van het relaas van eiseres. Hetzelfde geldt voor de aangiften van 28 augustus 2022 waarin eiseres stelt dat de directrice misbruikt maakt van haar functie, beledigingen uit en valse beschuldigingen uit, maar over fraude niets wordt gezegd. Daarbij komt dat de directrice in haar aangifte niets zegt over enige betrokkenheid van eiseres bij de Gülen-beweging. Daarbij stelt de minister niet ten onrechte dat eiseres niet duidelijk heeft gemaakt waarom de brief van haar advocaat niet overeenkomt met haar eigen verklaringen, aangezien frauduleuze praktijken richting de directrice hierin niet worden genoemd. De stelling van eiseres dat zij de frauduleuze praktijken niet in de aangifte heeft genoemd, omdat zij bang zou zijn geweest verantwoordelijk te worden gesteld, wordt door de minister niet ten onrechte niet gevolgd. Daarbij heeft de minister erop gewezen dat eiseres heeft verklaard dat de directrice eindverantwoordelijk was. [6]
Heeft de minister de betrokkenheid bij de Gülen-beweging(
relevant element twee eiser en eiseres) in het verleden ten onrechte onvoldoende zwaarwegend geacht?
12. Eisers betogen dat de minister de activiteiten voor de Gülen-beweging ten onrechte onvoldoende zwaarwegend heeft geacht. Uit de Ambtsberichten van 2022, 2023 en 2025 blijkt dat feitelijk iedereen met een Gülen-achtergrond strafrechtelijk wordt vervolgd. Bovendien is eiser geconfronteerd met zijn oom die is ontslagen vanwege betrokkenheid bij de Gülen-beweging. Gelet op de landeninformatie heeft de minister Gülenisten ten onrechte niet als risicoprofiel aangemerkt. Dat de activiteiten in het verleden hebben plaatsgevonden, laat onverlet dat mensen worden opgepakt.
12.1.
Dit betoog slaagt niet. De minister stelt zich terecht op het standpunt dat eisers niet onder een risicoprofiel vallen waardoor de discussie of sprake is van geringe indicaties buiten beschouwing kan worden gelaten. Ook de stelling van eisers dat de beleidswijziging (wijziging groepenbeleid) niet wordt gedragen door de voorhanden zijnde landeninformatie ten aanzien van de positie van (vermeende) Gülenisten en dat het besluit van de minister om die reden gebrekkig is, treft geen doel. De minister heeft, gelet op de overwegingen hiervoor, terecht niet geloofwaardig geacht dat eisers problemen hebben ondervonden vanwege (toegedichte) betrokkenheid bij de Gülen-beweging. Eisers zijn tijdens hun studietijd (tot ongeveer 2009) betrokken geweest bij een aantal activiteiten gerelateerd aan de Gülen-beweging en ook hebben zij meegedaan aan protesten in 2013. De minister stelt terecht dat niet wordt gevolgd dat het Gülenisme aan eisers wordt toegedicht. Eisers hebben verklaard nooit problemen vanwege deze activiteiten te hebben ondervonden. Bovendien hebben eisers zelf verklaard geen Gülenist te zijn. [7] Verder zijn de door eisers overgelegde rapporten een kaal beroep op informatie zonder een toelichting over de toepassing hiervan op de situatie van eisers. De minister heeft deugdelijk gemotiveerd dat deze documenten niet laten zien dat eisers door de Turkse autoriteiten worden gezien als Gülen-aanhangers en in de negatieve aandacht staan van de Turkse autoriteiten wegens betrokkenheid bij de Gülen-beweging. De minister stelt niet ten onrechte dat eisers ook geen reëel risico op ernstige schade lopen.
Heeft de minister de problemen vanwege het beledigen van de president Erdogan ten onrechte onvoldoende zwaarwegend geacht?
13. Eiser betoogt dat de minister ten onrechte miskent dat het beledigen van de president een politiek misdrijf is. Uit artikel 299 van het Turkse strafrecht volgt dat elk persoon die de president beledigt veroordeeld zal worden tot een gevangenisstraf van één tot vier jaar. Ter onderbouwing verwijst eiser verder naar het Algemeen ambtsbericht [8] , de uitspraak van de Afdeling van 2 december 2014 [9] en het rapport van US State department [10] , waaruit volgt dat personen die veroordeeld zijn wegens/verdacht worden van/opgepakt zijn voor politieke en/of terreurmisdrijven een hoger risico op marteling en slechte behandeling zouden lopen.
13.1.
Dit betoog slaagt niet. De minister stelt zich terecht op het standpunt dat het enkele risico op strafvervolging voor een commuun delict niet maakt dat eiser daarmee een gegronde vrees voor vervolging heeft in de zin van het Vluchtelingenverdrag of artikel 3 van het EVRM. Dat er een arrestatiebevel en een tenlastelegging zijn overgelegd maakt dat niet anders, omdat niet aannemelijk is gemaakt dat eiser bij terugkeer naar Turkije een gevangenisstraf zal krijgen of onevenredig zal worden bestraft vanwege uitlatingen richting president Erdogan. Uit het Algemeen ambtsbericht volgt namelijk dat van 2014 tot september 2022 in totaal 194.142 strafrechtelijke onderzoeken zijn geweest over het beledigen van de president. In 44.675 gevallen is een rechtszaak aangespannen waarvan 16.993 keer een veroordeling is uitgesproken. In 4.864 gevallen behelsde de strafrechtelijke veroordeling een gevangenisstraf en in de overige gevallen was aan de veroordeelde een geldboete of een taakstraf opgelegd, waarbij betrokkene bijvoorbeeld boeken over het leven van de president moest bestuderen en samenvatten. [11] Hoewel er geen statistieken beschikbaar zijn die enkel toezagen op artikel 299 van het Turkse strafrecht, werden er volgens het Turkse ministerie van Justitie in 2023 18.866 personen strafrechtelijk onderzocht op grond van artikel 299 tot en met artikel 301 van het Turkse strafrecht. Van deze groep werden 1.602 personen veroordeeld en 1.982 andere personen kregen een voorwaardelijke straf, hetgeen inhield dat zij pas naar de gevangenis moesten in het geval van recidive. [12] Eiser heeft zijn stelling dat hij als verdachte van een politiek misdrijf een hoger risico op marteling en slechte behandeling loopt, niet onderbouwd en ook niet anderszins aannemelijk gemaakt. De door eiser overgelegde documenten en jurisprudentie maken dit niet anders, omdat eiser niet heeft toegelicht waarom deze informatie specifiek op hem van toepassing is. Verder heeft de minister mee mogen wegen dat uit het door eiser overgelegde opsporingsonderzoek valt te lezen dat het social media-account waarvandaan de beledigende post is gemaakt geheim is (afgeschermd), waardoor het niet mogelijk was om de gebruiker van het account vast te stellen. Omdat eiser niet vindbaar was, is een aanhoudingsbevel uitgevaardigd. Eiser zou dus zijn social media-account kunnen verwijderen en ontkennen dat hij iets gepost heeft. Eiser is daarnaast geen bekend persoon in Turkije en zijn social media-account is beperkt tot een bereik rond de 300 volgers. [13]
Strijd met het gelijkheidsbeginsel?
14. Eiser betoogt dat de minister in strijd met het gelijkheidsbeginsel handelt, omdat de minister in zes zaken van vreemdelingen die, net als eiser, in Turkije worden vervolgd wegens belediging van de president, de asielaanvragen wel heeft ingewilligd. De verwijzing naar de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) is geen deugdelijke motivering. Ter onderbouwing verwijst eiser naar beschikkingen waarin de minister wel is ingegaan op v-nummers in het kader van het gelijkheidsbeginsel.
14.1.
De minister stelt zich op het standpunt dat wel is ingegaan op het beroep op het gelijkheidsbeginsel, alleen niet op de manier die eiser wenst. De minister wijst erop dat in het besluit is vermeld dat de door eiser genoemde zaken niet afdoen aan wat in eisers zaak is overwogen en ieder asielrelaas op zijn eigen merites wordt beoordeeld. De minister beoordeelt op individuele basis en op basis van de situatie van de vreemdeling zelf of de vreemdeling in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Vanwege de AVG is het niet mogelijk om inhoudelijk in te gaan op de door eiser aangehaalde v-nummers van de bijbehorende zaken.
14.2.
Het betoog van eiser slaagt. Hoewel de minister ter zitting heeft betoogd dat is beoordeeld of sprake is van gelijke gevallen, blijkt dit niet met zoveel woorden uit het besluit. Het enkel verwijzen naar de AVG als reden om niet inhoudelijk in te gaan op de door eisers aangehaalde v-nummers, kan niet afdoen aan de verplichting van de minister om deugdelijk te motiveren waarom geen sprake is van gelijke gevallen. Niet valt in te zien waarom dit niet zou kunnen zonder in strijd te komen met de AVG. De minister heeft daarom ten onrechte in het besluit niet deugdelijk gemotiveerd dat geen sprake is van gelijke gevallen.

Conclusie en gevolgen

15. Het beroep van eiser is gegrond. Dat betekent dat eiser gelijk krijgt en de rechtbank het bestreden besluit vernietigt. De rechtbank ziet geen aanleiding om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten, omdat het aan de minister is om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Het beroep van eiseres is ongegrond.
15.1.
Omdat het beroep van eiser gegrond is, krijgt eiser een vergoeding voor zijn proceskosten. De minister moet deze vergoeding betalen. De vergoeding bedraagt € 2.721,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, 0,5 punt voor het indienen van een reactie na nieuw besluit, 0,5 punt voor het verschijnen op nadere zitting, met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep van eiseres ongegrond;
- verklaart het beroep van eiser gegrond;
- vernietigt de bestreden besluiten van eiser;
- draagt de minister op om ten aanzien van eiser binnen vier weken een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt de minister tot betaling van € 2.721,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.H.W. Bodt, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Berendsen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 5 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:16, onder 4.1. en de uitspraak van 9 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:379, onder 2.2.
3.Werkinstructie 2014/10, Inhoudelijke beoordeling (asiel) en artikel 4, vijfde lid, van de Kwalificatierichtlijn.
4.Rapport Nader Gehoor, pagina’s 13, 19 (NL24.19513) en 27 (NL24.19514).
5.Rapport Nader Gehoor, pagina’s 10, 13 en 14.
6.Rapport Nader Gehoor, p. 24.
7.Rapport Nader Gehoor, p. 4.
8.Algemeen Ambtsbericht Turkije 2012, p. 64.
10.Rapport US State Department april 2024.
11.Algemeen ambtsbericht Turkije augustus 2023, p. 28.
12.Algemeen ambtsbericht februari 2025, p. 31-32.
13.Rapport aanvullend gehoor, p. 8.