ECLI:NL:RBDHA:2025:9466
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens te late indiening van de asielaanvraag
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 28 mei 2025, wordt het beroep van eiser, een Algerijnse nationaliteit houder, niet-ontvankelijk verklaard. Eiser had op 5 oktober 2023 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend, maar de minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 29 april 2024 buiten behandeling gesteld. Dit gebeurde omdat eiser niet de benodigde informatie had verstrekt en bovendien was hij verdwenen zonder opgave van redenen. Eiser heeft op 17 oktober 2024 beroep ingesteld tegen dit besluit. De rechtbank heeft het beroep op 9 mei 2025 behandeld, maar eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. Na het sluiten van het onderzoek op de zitting, heeft de rechtbank op 12 mei 2025 het onderzoek heropend omdat de gemachtigde van eiser de uitnodiging niet had ontvangen. Uiteindelijk hebben beide partijen toestemming gegeven om de zaak zonder nadere zitting af te doen, waarna het onderzoek op 23 mei 2025 is gesloten.
De rechtbank heeft ambtshalve getoetst of het beroep tijdig was ingediend. De termijn voor het indienen van een beroepschrift is één week, en deze termijn begint op de dag van bekendmaking van het besluit. Eiser stelde dat het besluit nooit aan hem was uitgereikt, maar de rechtbank concludeert dat het besluit op 29 april 2024 correct was bekendgemaakt aan de toenmalige gemachtigde. Zelfs als het besluit op 8 oktober 2024 aan eiser bekend was geworden, was het beroepschrift te laat ingediend. De rechtbank oordeelt dat er geen verschoonbare termijnoverschrijding is en verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na bekendmaking.