ECLI:NL:RBDHA:2025:9536
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen afwijzing visumaanvraag kort verblijf wegens onvoldoende sociale en economische binding
In deze zaak heeft eiser, een Marokkaanse man geboren in 1993, beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een visum voor kort verblijf. Eiser had op 8 mei 2023 een aanvraag ingediend om bij zijn referent in Nederland te verblijven. De minister van Buitenlandse Zaken, verweerder, heeft het bezwaar van eiser op 16 april 2024 kennelijk ongegrond verklaard, wat eiser heeft aangevochten. Tijdens de zitting op 17 april 2025 heeft eiser zijn standpunt toegelicht, waarbij hij stelde dat hij voldoende sociale en economische binding met Marokko heeft aangetoond. Verweerder betwistte dit en stelde dat er twijfels bestonden over eisers voornemen om Nederland tijdig te verlaten.
De rechtbank heeft overwogen dat de minister grote beoordelingsruimte heeft bij het beoordelen van de binding van de vreemdeling met het land van herkomst. Eiser heeft echter onvoldoende aangetoond dat hij over een substantieel inkomen beschikt, wat verweerder als reden voor afwijzing aanvoerde. De rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd was en dat de minister niet had aangetoond dat eiser niet over voldoende sterke economische banden beschikte. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen binnen acht weken een nieuw besluit op bezwaar te nemen. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser.